Summary


Dutch

Detailed Translations for eenvoud from Dutch to French

eenvoud:

eenvoud [de ~ (m)] nomen

  1. de eenvoud (soberheid; simpelheid)
    la simplicité; la frugalité; la pénurie; la pauvreté; la modération; la sobriété; la modestie; le dépouilement
  2. de eenvoud (ongekunsteldheid; natuurlijkheid)
    le naturel; la simplicité
  3. de eenvoud (eenvoudigheid; simpelheid)
    la simplicité

Translation Matrix for eenvoud:

NounRelated TranslationsOther Translations
dépouilement eenvoud; simpelheid; soberheid
frugalité eenvoud; simpelheid; soberheid armzaligheid; bescheidenheid; gebrek; ielheid; karigheid; krapte; magerheid; poverheid; pretentieloosheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; tekort
modestie eenvoud; simpelheid; soberheid armzaligheid; bescheidenheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; dienst; eerbaarheid; gedienstige handeling; gedienstigheid; gematigdheid; ingetogenheid; karigheid; kuisheid; matigheid; onbevlektheid; onbezoedeldheid; onschuldigheid; poverheid; pretentieloosheid; reinheid; schamelheid; schraalheid; stemmigheid; voorkomendheid; zedigheid
modération eenvoud; simpelheid; soberheid gematigdheid; ingetogenheid; leniging; matigheid; matiging; mindering; moderatie; stemmigheid; tempering
naturel eenvoud; natuurlijkheid; ongekunsteldheid naturel; ongedwongenheid
pauvreté eenvoud; simpelheid; soberheid armelijkheid; armoede; armoedigheid; armzaligheid; behoeftigheid; ellende; gebrek; haveloosheid; hulpbehoevendheid; ielheid; karigheid; krapte; magerheid; magerte; minvermogendheid; nood; noodwendigheid; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; sjofelheid; stumperigheid; tekort
pénurie eenvoud; simpelheid; soberheid armzaligheid; deficit; gebrek; gemis; karigheid; krapte; manco; poverheid; schaarsheid; schaarste; schamelheid; schraalheid; tekort
simplicité eenvoud; eenvoudigheid; natuurlijkheid; ongekunsteldheid; simpelheid; soberheid argeloosheid; bescheidenheid; kinderlijkheid; makkelijkheid; naïveteit; naïviteit; onbedorvenheid; onnozelheid; onschuld; pretentieloosheid; simpelheid; simpliciteit
sobriété eenvoud; simpelheid; soberheid bescheidenheid; pretentieloosheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
naturel 'tuurlijk; aangeboren; allicht; autochtoon; bijgevolg; dus; eenvoudig; eigen; gemakkelijk; in een handomdraai; ingeboren; inheems; inlands; koel; koud; licht; logisch; makkelijk; moeiteloos; natuurlijk; niet moeilijk; onaangebroken; onaangedaan; onaangeroerd; onaangetast; onberoerd; onbewogen; ongebruikt; ongecompliceerd; ongedwongen; ongekunsteld; ongeopend; onontkomelijk; simpel; uiteraard; van nature aanwezig; vanzelf; vanzelfsprekend; zeker; zonder moeite; zonder twijfel

Wiktionary Translations for eenvoud:

eenvoud
noun
  1. afwezigheid van pracht en praal
eenvoud