Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ongedurigheid:
  2. ongedurig:


Dutch

Detailed Translations for ongedurigheid from Dutch to Spanish

ongedurigheid:

ongedurigheid [de ~ (v)] nomen

  1. de ongedurigheid (onrust; agitatie; beroering; gewoel)
    la agitación; la conmoción
  2. de ongedurigheid (beweeglijkheid)
    la vivacidad; la inconstancia

Translation Matrix for ongedurigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
agitación agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust beroering; deining; drukte; gedoe; gedraaf; gedrang; gehaast; geharrewar; gehol; gejaag; gejaagdheid; gejacht; gejakker; herrie; kabaal; lawaai; leven; omhaal; onrust; onrustigheid; ophef; oproer; opruiing; opschudding; opstand; opstootje; opzien; rel; rep; roerigheid; rumoer; schommeling; sensatie; spektakel; stress; toeloop; toevloed; turbulentie; verwarring; volksoproer; vuistgevecht; werveling; wiegeling; zeegang
conmoción agitatie; beroering; gewoel; ongedurigheid; onrust bewogenheid; deining; emotie; ergernis; geharrewar; gemoedsaandoening; gemoedsbeweging; golfslag; irritatie; omslaan van golven; ontroering; ophef; oproer; opschudding; opstand; opstootje; rel; rep; stoornis; verstoring; vertedering; volksoproer; vuistgevecht; wrevel
inconstancia beweeglijkheid; ongedurigheid grilligheid; luimigheid; veranderlijkheid; wispelturigheid
vivacidad beweeglijkheid; ongedurigheid adremheid; bijdehandheid; blijheid; blijmoedigheid; geslepenheid; gevatheid; gewiekstheid; jolijt; jool; keet; kwiekheid; lol; opgewektheid; plezier; pretmakerij; snedigheid; vrolijkheid

Related Words for "ongedurigheid":


ongedurigheid form of ongedurig: