Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. materialen:
  2. materiaal:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for materialen from Dutch to Spanish

materialen:

materialen [de ~] nomen, plural

  1. de materialen (benodigdheden)
    el accesorios; el utensilios; el avíos; el enseres; el ingredientes

Translation Matrix for materialen:

NounRelated TranslationsOther Translations
accesorios benodigdheden; materialen accessoires; hulpstukken; toebehoren
avíos benodigdheden; materialen
enseres benodigdheden; materialen ameublement; benodigdheid; gereedschap; gereedschappen; gerei; handgereedschap; handwerktuig; instrument; instrumenten; inventaris; materiaal; meubelen; meubels; meubilair; meubilering; werktuig; werktuigen
ingredientes benodigdheden; materialen
utensilios benodigdheden; materialen

Related Words for "materialen":


materiaal:

materiaal [het ~] nomen

  1. het materiaal (goedje; spul)
    el material; el chismes; la cosa; la substancia
  2. het materiaal (benodigdheid)
    el útiles; el artículos; el menesters; el enseres
  3. het materiaal (bouwstof; grondstof)
    el material básico; el artículo

Translation Matrix for materiaal:

NounRelated TranslationsOther Translations
artículo bouwstof; grondstof; materiaal artikel; beding; clausule; ding; essay; goed; hoofdwoord; item; lemma; lidwoord; object; verhandeling; voorwerp; zaak; zinsnede
artículos benodigdheid; materiaal artikelen; koopwaar; lidwoorden; voorwerpen; waar
chismes goedje; materiaal; spul achterklap; apekool; babbeltje; dingen; flauwekul; gebabbel; gebeuzel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geleuter; gepraat; geroddel; gezwam; gezwets; goedje; humbug; klap; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kout; kul; kwaadsprekerij; larie; laster; lastering; lasterpraatje; nonsens; praatje; praatjes; rimram; roddel; roddelpraat; roddels; spullen; stof tot gepraat; waanzin; waar; zaakjes; zaken; zwartmaken
cosa goedje; materiaal; spul aangelegenheid; affaire; artikel; ding; geval; goed; item; kwestie; object; voorwerp; winkel; winkelzaak; zaak
enseres benodigdheid; materiaal ameublement; benodigdheden; gereedschap; gereedschappen; gerei; handgereedschap; handwerktuig; instrument; instrumenten; inventaris; materialen; meubelen; meubels; meubilair; meubilering; werktuig; werktuigen
material goedje; materiaal; spul materieel; uitrustingsstuk
material básico bouwstof; grondstof; materiaal basiselement; basismateriaal
menesters benodigdheid; materiaal
substancia goedje; materiaal; spul
útiles benodigdheid; materiaal
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
artículo bericht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
material koel; materieel; nuchter; stoffelijk; zakelijk

Related Words for "materiaal":


Related Definitions for "materiaal":

  1. dat waarmee je iets kunt maken1
    • welke materialen gebruik je voor het bouwen van een huis?1

Wiktionary Translations for materiaal:

materiaal
noun
  1. een tastbare stof

Cross Translation:
FromToVia
materiaal material material — matter
materiaal material matériau — À trier