Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. pitje:
  2. pit:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pitje from Dutch to English

pitje:

pitje [het ~] nomen

  1. het pitje
    the low flame

Translation Matrix for pitje:

NounRelated TranslationsOther Translations
low flame pitje

Related Words for "pitje":


Wiktionary Translations for pitje:


Cross Translation:
FromToVia
pitje pit; grain; granule; pip; speck pépinsemence qui se trouver à l'intérieur de certains fruits.

pitje form of pit:

pit [de ~] nomen

  1. de pit (vruchtenpit)
    the pit; the kernel; the stone; the pip
  2. de pit (binnenste van een vrucht)
    the seed; the pip; the stone
  3. de pit (elan; vuur; gloed; vlam)
    the élan; the diligence; the fervour; the ardor; the zeal; the zest; the assiduity; the ardour; the fervor
  4. de pit (kaarsenpit)
    the wick; the kernel; the pip; the pith
  5. de pit (kaarsenpit; lemmet)
    the wick
    • wick [the ~] nomen

Translation Matrix for pit:

NounRelated TranslationsOther Translations
ardor elan; gloed; pit; vlam; vuur drift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; innigheid; liefde; lust; overgave; passie; vurigheid; vuur; wellust
ardour elan; gloed; pit; vlam; vuur drift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; innigheid; liefde; lust; overgave; passie; vurigheid; vuur; wellust
assiduity elan; gloed; pit; vlam; vuur ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid
diligence elan; gloed; pit; vlam; vuur activiteit; ambitie; arbeid; arbeidzaamheid; aspiratie; bedrijvigheid; bezigheid; devotie; genegenheid; ijver; ijverigheid; inzet; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; overgave; streven; toegewijdheid; toewijding; trouw; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid; zorgzaamheid
fervor elan; gloed; pit; vlam; vuur animo; belangstelling; fascinatie; felheid; geboeidheid; genegenheid; heftigheid; hevigheid; ijver; ijverigheid; innigheid; intensiteit; interesse; kracht; liefde; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid; zin
fervour elan; gloed; pit; vlam; vuur animo; belangstelling; fascinatie; felheid; geboeidheid; genegenheid; heftigheid; hevigheid; ijver; ijverigheid; innigheid; intensiteit; interesse; kracht; liefde; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid; zin
kernel kaarsenpit; pit; vruchtenpit binnenste; kern; kernel; lont; ontsteking
pip binnenste van een vrucht; kaarsenpit; pit; vruchtenpit lont; ontsteking
pit pit; vruchtenpit groeve; mijn; mijngroeve; mijnschacht; springbak
pith kaarsenpit; pit beenmerg; binnenste; kern; lont; ontsteking
seed binnenste van een vrucht; pit kiem; seed; sperma; zaad
stone binnenste van een vrucht; pit; vruchtenpit baksteen; gesteente; kei; rolsteen; rots; rotsblok; steen
wick kaarsenpit; lemmet; pit boomwol; katoen; katoenstof; kousje; lampenkousje; lont; ontsteking
zeal elan; gloed; pit; vlam; vuur activiteit; arbeid; bedrijvigheid; bezetenheid; bezigheid; drift; hartstocht; ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; obsessie; passie; vlijt; vlijtigheid; vuur; werklust; werkzaamheid
zest elan; gloed; pit; vlam; vuur drift; hartstocht; houtvuur; krachtdadigheid; passie; voortvarendheid; vuur
élan elan; gloed; pit; vlam; vuur
VerbRelated TranslationsOther Translations
seed seeden
stone met stenen bekogelen; ontpitten; pitten; stenigen
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
stone stenen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
zeal toegewijd

Related Words for "pit":


Wiktionary Translations for pit:

pit
noun
  1. zaadhoudende kern van verschillende vruchten
  2. lont van een kaars
pit
noun
  1. seed
  2. area at a motor racetrack used for refueling and repairing the vehicles during a race
  3. the stone of a drupaceous fruit
  4. centre of some fruits

Cross Translation:
FromToVia
pit nucleus; core Kern — zentraler Hauptbestandteil eines Ganzen
pit grain; granule; pip; speck; squall grainfruit et semence des céréales contenu dans l’épi ; des légumineuses.
pit seed; semen; sperm; grain; granule; pip; speck graine — Ovule fécondé qui donne de nouvelles plantes après dispersion et germination.
pit pit; stone; nucleus; kernel; core; gist; heart; nub; pith noyau — Partie centrale, dure, d’une drupe et qui contient une amande. On oppose le noyau au pépin de la baie.
pit pit; grain; granule; pip; speck pépinsemence qui se trouver à l'intérieur de certains fruits.
pit meat; heart suc — quintessence, ce qu’il y a de substantiel dans une chose
pit juice; sap sèveliquide nutritif formé des sucs que les racines puiser dans le sol et répandre dans toutes les parties d’un végétal.