Dutch

Detailed Translations for kwak from Dutch to French

kwak:

kwak [de ~ (m)] nomen

  1. de kwak (klodder; kledder; lik)
    le grumeau; la tache; le pâté; la giclure; le marron; le caillot
  2. de kwak (smak; dreun; klap; knal)
    le coup; le choc; le boum; le grondement; le fracas; la lourde chute; l'éclat; le coup violent

Translation Matrix for kwak:

NounRelated TranslationsOther Translations
boum dreun; klap; knal; kwak; smak bons; ceremonie; feest; feestdag; feestelijkheid; festiviteit; fuif; jaarfeest; pof; viering
caillot kledder; klodder; kwak; lik bloedprop; klont; klonter; prop
choc dreun; klap; knal; kwak; smak beven; botsing; duw; duwtje; hort; opeen knallen; por; schok; schokkende beweging; shock; stoot; stootje; zet
coup dreun; klap; knal; kwak; smak beurse plek; bluts; botsing; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; opeen knallen; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slag; slok; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; voetbeweging; vuistslag; zet
coup violent dreun; klap; knal; kwak; smak
fracas dreun; klap; knal; kwak; smak gebrul; gebulder; gedruis; gekrijs; geschreeuw; ontlading; plotselinge uitbarsting; rumoer; tumult; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
giclure kledder; klodder; kwak; lik
grondement dreun; klap; knal; kwak; smak bonzen; daveren; denderen; donderen; dreunen; gebrom; gebrul; gebulder; gedreun; gegrom; gejammer; geklaag; geknor; gelamenteer; geloei; gemopper; geraas; geronk; gesnurk; grauw; grom; loeien van de wind; ontlading; plotselinge uitbarsting; rommeling; smakken; smakkend eten; snauw; uitbarsting; vulkaanuitbarsting
grumeau kledder; klodder; kwak; lik brok; klont; klonter; suikerklontje
lourde chute dreun; klap; knal; kwak; smak
marron kledder; klodder; kwak; lik klap; opstopper; peut; stoot
pâté kledder; klodder; kwak; lik pastei; pâté; vleespâté; vlek; vuile plek
tache kledder; klodder; kwak; lik klad; kladwerk; moesje; nop; proefversie; smet; spat; spatje; spatter; spikkel; stip; stipje; stippel; vlek; vlekje; vlekken; vuile plek
éclat dreun; klap; knal; kwak; smak blinken; deining; diggel; emotionele uitval; flakker; flakkering; flikkering; flonkering; fonkeling; geflikker; gefonkel; geglinster; glans; glanzen; glimmen; glinstering; gloed; haarkrul; krul; luister; ontlading; ophef; plotselinge uitbarsting; scherf; schijn; schitteren; schittering; splinter; uitbarsten; uitbarsting; uitval; vonk; vulkaanuitbarsting
OtherRelated TranslationsOther Translations
choc botsing
ModifierRelated TranslationsOther Translations
boum boem

Related Words for "kwak":


Wiktionary Translations for kwak:

kwak
noun
  1. ornithol|fr Espèce d'oiseau échassier de la famille des ardéidés, à dos noir et calotte noire, présent dans la plupart des régions du monde et à l'activité plutôt nocturne.

Cross Translation:
FromToVia
kwak bihoreau gris NachtreiherZoologie, Ornithologie: Vogel aus der Familie der Reiher
kwak coin-coin quack — sound made by a duck

kwakken:

kwakken verb (kwak, kwakt, kwakte, kwakten, gekwakt)

  1. kwakken (neerkwakken; smakken)
    détoner; jeter par terre
    • détoner verb (détone, détones, détonons, détonez, )

Conjugations for kwakken:

o.t.t.
  1. kwak
  2. kwakt
  3. kwakt
  4. kwakken
  5. kwakken
  6. kwakken
o.v.t.
  1. kwakte
  2. kwakte
  3. kwakte
  4. kwakten
  5. kwakten
  6. kwakten
v.t.t.
  1. heb gekwakt
  2. hebt gekwakt
  3. heeft gekwakt
  4. hebben gekwakt
  5. hebben gekwakt
  6. hebben gekwakt
v.v.t.
  1. had gekwakt
  2. had gekwakt
  3. had gekwakt
  4. hadden gekwakt
  5. hadden gekwakt
  6. hadden gekwakt
o.t.t.t.
  1. zal kwakken
  2. zult kwakken
  3. zal kwakken
  4. zullen kwakken
  5. zullen kwakken
  6. zullen kwakken
o.v.t.t.
  1. zou kwakken
  2. zou kwakken
  3. zou kwakken
  4. zouden kwakken
  5. zouden kwakken
  6. zouden kwakken
en verder
  1. is gekwakt
diversen
  1. kwak!
  2. kwakt!
  3. gekwakt
  4. kwakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kwakken [de ~] nomen, plural

  1. de kwakken (kledders)

Translation Matrix for kwakken:

NounRelated TranslationsOther Translations
éclaboussures kledders; kwakken geklots; gespat
VerbRelated TranslationsOther Translations
détoner kwakken; neerkwakken; smakken knallen
jeter par terre kwakken; neerkwakken; smakken naar beneden gooien; neergooien; op de grond gooien

Related Words for "kwakken":