Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. borgen:
  2. borg:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for borgen from Dutch to French

borgen:

borgen [het ~] nomen

  1. het borgen

borgen verb

  1. borgen (vergrendelen; locken; afsluiten; )
    verrouiller; boucler; fermer au verrou; clore; fermer
    • verrouiller verb (verrouille, verrouilles, verrouillons, verrouillez, )
    • boucler verb (boucle, boucles, bouclons, bouclez, )
    • clore verb (clos, clot, closent, clorai, )
    • fermer verb (ferme, fermes, fermons, fermez, )

Translation Matrix for borgen:

NounRelated TranslationsOther Translations
acte de verouiller borgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
boucler afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen aangespen; aantrekken; afsluiten; dichtbinden; dichtdoen; dichtgespen; dichtmaken; dichtsnoeren; dichttrekken; gespen; in de krul zetten; kroezen; krullen; omgespen; sluiten; toebinden; toedoen; toegespen; toemaken; toetrekken; vastgespen
clore afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen afsluiten; dichtbinden; dichtdoen; dichtmaken; naar einde toewerken; omheinen; sluiten; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken
fermer afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen afbakenen; afpalen; afsluiten; afzetten; begrenzen; blokkeren; dicht maken; dichtbinden; dichtdoen; dichtdraaien; dichtmaken; naar einde toewerken; nullificeren; omlijnen; ondervangen; opheffen; sluiten; stremmen; teniet doen; toebinden; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; verijdelen; vernietigen
fermer au verrou afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen afgrendelen; afschermen
verrouiller afgrendelen; afsluiten; borgen; dichtdoen; dichtmaken; grendelen; locken; op slot doen; op slot zetten; sluiten; vergrendelen afgrendelen; afschermen; afsluiten; dichtdoen; dichtmaken; naar einde toewerken; sluiten; stijf worden; stremmen; toedoen; toedraaien; toemaken; toetrekken; vergrendelen

Related Words for "borgen":


borgen form of borg:

borg [de ~ (m)] nomen

  1. de borg (garantie; waarborg; cautie; )
    la caution; le garant

Translation Matrix for borg:

NounRelated TranslationsOther Translations
caution borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom borgsom; borgtocht; onderpand; securiteit; waarborgsom
garant borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom borger; borgsom; garant; garantie; gratis service; inktstempel; stempel; waarborger; zegel

Related Words for "borg":


Wiktionary Translations for borg:


Cross Translation:
FromToVia
borg caution Kaution — eine vereinbarte Sicherheitsleistung