Dutch

Detailed Translations for zachtheid from Dutch to Spanish

zachtheid:

zachtheid [de ~ (v)] nomen

  1. de zachtheid (tederheid; liefkozing; gevoeligheid; innigheid; hartelijkheid)
    la suavidad; la ternura; la dulzura; el cariño; la afición; el amor; el apasionamiento
  2. de zachtheid (weekheid)
    la sensibilidad; la blandura; la flaccidez
  3. de zachtheid (slapheid; zwakte; zwakheid; )
    la debilidad; la fatiga; la flojera; la fragilidad; el flojedad; la estupidez; la inactividad

Translation Matrix for zachtheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
afición gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid dilettantisme; genegenheid; innigheid; liefde; liefhebberij; tijdverdrijf
amor gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid aandrift; beminde; drift; duifje; geliefde; genegenheid; gezel; hartje; hartsvriendin; innigheid; instinct; kameraadje; liefde; liefje; liefste; lieve; maatje; minnares; poepje; scharreltje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; vriendin; vriendinnetje
apasionamiento gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid aandrift; drift; enthousiasme; gedrevenheid; instinct
blandura weekheid; zachtheid clementie; compassie; goedaardigheid; goedertierenheid; mildheid; welwillendheid; zachtaardigheid
cariño gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid beminde; dot; duifje; geliefde; genegenheid; gezelschapsdier; innigheid; kindlief; lekkertje; liefde; liefje; liefste; lieve; poepje; scharreltje; schat; schatje; schattebout; schatteboutje; schattig kind; scheetje; snoes; snoezepoes; toegenegenheid; troetel; vriendin; vriendinnetje; vrouwlief
debilidad krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte broosheid; gebrek; geen kracht hebben; gevoeligheid; impotentie; krachteloosheid; kwetsbaarheid; machteloosheid; manco; onmacht; onvermogen; slapte; teerheid; zwakheid
dulzura gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid clementie; compassie; goedaardigheid; goedertierenheid; goedheid; goedigheid; goedmoedigheid; lekkers; liefheid; mildheid; snoepgoed; snoepjes; toegevendheid; tolerantie; verdraagzaamheid; welwillendheid; zachtaardigheid; zoetheid; zoetigheid
estupidez krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte absurditeit; achterlijkheid; blunder; doofstomheid; dwaasheid; enormiteit; geesteloosheid; geestesziekte; gekheid; gekkenwerk; gekkigheid; gekte; idioterie; kinderlijkheid; krankzinnigheid; naïveteit; naïviteit; onbenulligheid; onbezonnenheid; ondoordachtheid; ondoordachtzaamheid; ongerijmdheid; onnozelheid; onverstand; onwetendheid; onzinnigheid; simpelheid; stomheid; stompzinnigheid; waanzin; zotheid
fatiga krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte afmatting; moeheid; uitputtendheid; uitputting; vermoeidheid; volledigheid
flaccidez weekheid; zachtheid
flojedad krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte flauwheid; geen kracht hebben; malaise; onmacht; slapheid; slapte; weekte; zonder veel smaak
flojera krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte flauwheid; zonder veel smaak
fragilidad krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte breekbaarheid; broosheid; teerheid; zwakheid
inactividad krachteloosheid; laksheid; slapheid; slapte; sulligheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
sensibilidad weekheid; zachtheid aanvoelen; feeling; fijngevoeligheid; gevoel; gevoeligheid; kwetsbaarheid; ontvankelijkheid; openheid; sensitiviteit; teergevoeligheid; vatbaarheid; zintuiglijke gevoeligheid; zwakte
suavidad gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid bijstand; clementie; compassie; goedaardigheid; goedertierenheid; hulp; liefheid; maatschappelijke hulpverlening; mildheid; ondersteuning; steun; welwillendheid; zoetheid
ternura gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid aandoenlijkheid; clementie; compassie; genegenheid; gevoeligheid; goedaardigheid; goedertierenheid; innigheid; liefde; mildheid; welwillendheid; zachtaardigheid

Related Words for "zachtheid":


Wiktionary Translations for zachtheid:


Cross Translation:
FromToVia
zachtheid debilidad faiblesseétat de ce qui est faible.
zachtheid enfermedad infirmitéaffection congénitale ou accidentelle qui gêne ou empêcher le fonctionnement de telle ou telle partie de l’organisme.

zachtheid form of zacht:


Translation Matrix for zacht:

NounRelated TranslationsOther Translations
dulce kandij; lekkers; tussendoortje; ulevel; versnapering; zoetigheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
amplio clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig ampel; brede; breed; breedgeschouderd; breedvoerig; extensief; fors; genereus; goedgeefs; groot; groots; grootschalig; grootscheeps; gul; in details; mild; omstandig; riant; royaal; ruim; ruim opgezette; ruimhartig; scheutig; uit de kluiten gewassen; uitgebreid; uitgewerkt; uitvoerig; veelomvattend; vrijgevig; weids; wijd
blando clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig aangelengd; bleekjes; futloos; krukkig; laks; lamlendig; lusteloos; mals; mat; murw; onbeholpen; onhandig; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verdund; wee; week; ziekelijk; zwak
clemente clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig barmhartig; clement; genaderijk; genadig; lankmoedig; vergevend; vergevingsgezind; verzoenend
con generosidad clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig edel; edelmoedig; genereus; grootmoedig; groots; gul; mild; nobel; onbekrompen; royaal; ruimhartig; vrijgevig
dadivoso clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig clement; genadig; genereus; goedaardig; goedgeefs; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; gul; mild; onbekrompen; royaal; scheutig; vergevingsgezind; verzoenend; vrijgevig; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig
desprendido clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig belangeloos; genereus; goedgeefs; gul; mild; onbaatzuchtig; royaal; ruimhartig; scheutig; vrijgevig
dulce zacht; zacht aanvoelend elegant; gesuikerd; gracieus; lieftallig; mals; sierlijk; zoet; zoetsappig; zoetsmakend
espléndido clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig aanlokkelijk; aantrekkelijk; aanzienlijk; aimabel; attractief; beeldschoon; bekoorlijk; betoverend; bevallig; charmant; fantastisch; fraai; gaaf; genereus; geweldig; glansrijk; glorierijk; goddelijk; goed ogend; goedgeefs; grandioos; groots; gul; heerlijk; hemels; knap; kostelijk; luisterrijk; lustrijk; magnifiek; mieters; mild; mooi; oogverblindend; paradijselijk; prachtig; riant; royaal; ruimhartig; scheutig; schitterend; tof; uitnemend; uitstekend; verblindend; verrukkelijk; voortreffelijk; vorstelijk; vrijgevig; welgevallig; wonderschoon; zalig
generoso clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig edel; edelmoedig; genereus; goedgeefs; grootmoedig; groots; gul; mild; nobel; onbekrompen; royaal; ruimhartig; scheutig; vrijgevig
indulgente clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig barmhartig; behulpzaam; bereidvaardig; bereidwillig; edelmoedig; gedienstig; geduldig; gedwee; genaderijk; genereus; gewillig; goedgeefs; gul; inschikkelijk; kalm afwachtend; lankmoedig; meegaand; mild; onbekrompen; onderworpen; op een aardige manier; royaal; ruimhartig; scheutig; soepel; toegeeflijk; toegevend; vergevend; verplichtend; volgzaam; vriendelijk; vrijgevig; welwillend
leve zacht; zacht aanvoelend licht; lichtwegend; niet donker
noble clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig aanzienlijk; adelijk; adellijk; beroemd; deftig; doorluchtig; edel; edelmoedig; eerbiedwaardig; gedistingeerd; gewichtig; grootmoedig; groots; hooggeplaatst; hoogstaand; hoogverheven; illuster; nobel; plechtig; plechtstatig; statig; van adel; verheven; voornaam; waardig; zeer plechtig
suave zacht; zacht aanvoelend effen; egaal; gelijk; geslepen; glad; ingetogen; kneedbaar; mals; plat; smeuïg; stemmig; strak; van één kleur; vlak; vlakuit; vormbaar
tierno zacht; zacht aanvoelend diep; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; gammel; innig; intens; krakkemikkig; lichtgebouwd; liefderijk; liefdevol; liefhebbend; mals; murw; pril; rank; sappig; slank; teerbesnaard; teergevoelig; teerhartig; tenger; vroeg; wankel; weekhartig; welig; zwak
tolerante clement; goedhartig; mak; mild; welwillend; zacht; zachtaardig edelmoedig; genereus; goedaardig; goedgeefs; goedhartig; goedig; goedmoedig; goeiig; gul; mild; onbekrompen; onbevangen; royaal; ruimdenkend; ruimhartig; scheutig; tolerant; verdraagzaam; vrijgevig; zachtaardig; zachtmoedig; zachtzinnig

Related Words for "zacht":


Antonyms for "zacht":


Related Definitions for "zacht":

  1. gemakkelijk in te drukken1
    • ik slaap op een zacht matras1
  2. gemengd met veel wit, weinig opvallend1
    • rose en lichtblauw zijn zachte kleuren1
  3. met tamelijk hoge temperaturen1
    • we hebben een zachte winter dit jaar1
  4. met weinig kracht1
    • hij gaf me een zachte duw1
  5. niet luid1
    • zet die muziek eens wat zachter!1
  6. rustig en vriendelijk1
    • zijn dochter is een zacht meisje1

Wiktionary Translations for zacht:

zacht
adjective
  1. aangenaam voor de zinnen

Cross Translation:
FromToVia
zacht simple; desabrido; tenue; suave; debil bland — Mild; dull; soft; gentle; smooth in manner; suave
zacht suave bland — Having a soothing effect; not irritating or stimulating
zacht leve; suave mild — gentle; pleasant; kind; soft
zacht blando soft — giving way under pressure
zacht suave soft — of a cloth
zacht suave; ligero; tenue soft — gentle
zacht tenue soft — of a sound
zacht inaudiblemente; silenciosamente softly — not loudly, inaudible
zacht tierno tender — soft and easily chewed
zacht tierno; cariñoso tender — fond, loving, gentle, sweet
zacht blando weich — ohne großen Kraftaufwand plastisch verformbar
zacht suave zart — wenig robust/widerstandsfähig
zacht blando; suave; dulce; embotado; obtuso; apacible doux — Traductions à trier suivant le sens.
zacht encantador; cautivador; dulce; amable; afable gentilagréable, charmant, mignon, aimable. Qui a une certaine grâce, un certain agrément délicat.