Summary


Dutch

Detailed Translations for verzuim from Dutch to Spanish

verzuim:

verzuim [het ~] nomen

  1. het verzuim (absentie)
    la ausencia; el ausentismo; la falta de asistencia
  2. het verzuim (nalatigheid; verzaking)
    la negligencia; el descuido; la omisión

Translation Matrix for verzuim:

NounRelated TranslationsOther Translations
ausencia absentie; verzuim absentie; afwezigheid; feil; fout; gebrek; gemis; niet aanwezig zijn; ontstentenis; schoolverzuim; verstrooidheid
ausentismo absentie; verzuim schoolverzuim
descuido nalatigheid; verzaking; verzuim achteloosheid; nonchalance; onachtzaamheid; onbezorgdheid; slordigheid; veronachtzaming; verwaarlozing; wanordelijkheid; zorgeloosheid
falta de asistencia absentie; verzuim
negligencia nalatigheid; verzaking; verzuim achteloosheid; nonchalance; veronachtzaming; verwaarlozing
omisión nalatigheid; verzaking; verzuim gaping; hiaat

Related Words for "verzuim":


Wiktionary Translations for verzuim:


Cross Translation:
FromToVia
verzuim ausencia absence — Le fait d’être absent.

verzuim form of verzuimen:

verzuimen verb (verzuim, verzuimt, verzuimde, verzuimden, verzuimd)

  1. verzuimen (ontbreken; mankeren; afwezig zijn)
  2. verzuimen (verzaken)

Conjugations for verzuimen:

o.t.t.
  1. verzuim
  2. verzuimt
  3. verzuimt
  4. verzuimen
  5. verzuimen
  6. verzuimen
o.v.t.
  1. verzuimde
  2. verzuimde
  3. verzuimde
  4. verzuimden
  5. verzuimden
  6. verzuimden
v.t.t.
  1. heb verzuimd
  2. hebt verzuimd
  3. heeft verzuimd
  4. hebben verzuimd
  5. hebben verzuimd
  6. hebben verzuimd
v.v.t.
  1. had verzuimd
  2. had verzuimd
  3. had verzuimd
  4. hadden verzuimd
  5. hadden verzuimd
  6. hadden verzuimd
o.t.t.t.
  1. zal verzuimen
  2. zult verzuimen
  3. zal verzuimen
  4. zullen verzuimen
  5. zullen verzuimen
  6. zullen verzuimen
o.v.t.t.
  1. zou verzuimen
  2. zou verzuimen
  3. zou verzuimen
  4. zouden verzuimen
  5. zouden verzuimen
  6. zouden verzuimen
diversen
  1. verzuim!
  2. verzuimt!
  3. verzuimd
  4. verzuimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verzuimen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
estar ausente afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen
faltar afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen afgaan; falen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; mistasten; stranden; verkeerd lopen
faltar a afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzaken; verzuimen uitblijven; wegblijven
incumplir verzaken; verzuimen
no estar presente afwezig zijn; mankeren; ontbreken; verzuimen
omitir verzaken; verzuimen overslaan
ser infiel verzaken; verzuimen

Related Words for "verzuimen":


Wiktionary Translations for verzuimen:


Cross Translation:
FromToVia
verzuimen desaprovechar omettremanquer, soit volontairement, soit involontairement, à faire ou à dire ce qu’on pouvait, ce qu’on devait faire ou dire.