Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uitverkopen:


Dutch

Detailed Translations for uitverkopen from Dutch to Spanish

uitverkopen:

uitverkopen verb (verkoop uit, verkoopt uit, verkocht uit, verkochten uit, uitverkocht)

  1. uitverkopen

Conjugations for uitverkopen:

o.t.t.
  1. verkoop uit
  2. verkoopt uit
  3. verkoopt uit
  4. verkopen uit
  5. verkopen uit
  6. verkopen uit
o.v.t.
  1. verkocht uit
  2. verkocht uit
  3. verkocht uit
  4. verkochten uit
  5. verkochten uit
  6. verkochten uit
v.t.t.
  1. heb uitverkocht
  2. hebt uitverkocht
  3. heeft uitverkocht
  4. hebben uitverkocht
  5. hebben uitverkocht
  6. hebben uitverkocht
v.v.t.
  1. had uitverkocht
  2. had uitverkocht
  3. had uitverkocht
  4. hadden uitverkocht
  5. hadden uitverkocht
  6. hadden uitverkocht
o.t.t.t.
  1. zal uitverkopen
  2. zult uitverkopen
  3. zal uitverkopen
  4. zullen uitverkopen
  5. zullen uitverkopen
  6. zullen uitverkopen
o.v.t.t.
  1. zou uitverkopen
  2. zou uitverkopen
  3. zou uitverkopen
  4. zouden uitverkopen
  5. zouden uitverkopen
  6. zouden uitverkopen
en verder
  1. ben uitverkocht
  2. bent uitverkocht
  3. is uitverkocht
  4. zijn uitverkocht
  5. zijn uitverkocht
  6. zijn uitverkocht
diversen
  1. verkoop uit!
  2. verkoopt uit!
  3. uitverkocht
  4. uitverkopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitverkopen [de ~] nomen, plural

  1. de uitverkopen (opruimingen)
    la rebajas

Translation Matrix for uitverkopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
liquidar auctie; betalen; dokken; veiling; veilinggebouw; verkoping; verkoping per opbod; voldoen
rebajas opruimingen; uitverkopen opruiming; opruimingsuitverkoop; rabat; uitverkoop
VerbRelated TranslationsOther Translations
liquidar uitverkopen aanzuiveren; afmaken; koudmaken; liquideren; nabetalen; opdoeken; opheffen; uit de weg ruimen; uitroeien
saldar uitverkopen aanzuiveren; afbetalen; afrekenen; betalen; effenen; egaliseren; genoegdoen; nabetalen; vereffenen; verrekenen; voldoen