Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uitschrijven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitschrijven from Dutch to Spanish

uitschrijven:

uitschrijven verb (schrijf uit, schrijft uit, schreef uit, schreven uit, uitgeschreven)

  1. uitschrijven
    borrar

Conjugations for uitschrijven:

o.t.t.
  1. schrijf uit
  2. schrijft uit
  3. schrijft uit
  4. schrijven uit
  5. schrijven uit
  6. schrijven uit
o.v.t.
  1. schreef uit
  2. schreef uit
  3. schreef uit
  4. schreven uit
  5. schreven uit
  6. schreven uit
v.t.t.
  1. heb uitgeschreven
  2. hebt uitgeschreven
  3. heeft uitgeschreven
  4. hebben uitgeschreven
  5. hebben uitgeschreven
  6. hebben uitgeschreven
v.v.t.
  1. had uitgeschreven
  2. had uitgeschreven
  3. had uitgeschreven
  4. hadden uitgeschreven
  5. hadden uitgeschreven
  6. hadden uitgeschreven
o.t.t.t.
  1. zal uitschrijven
  2. zult uitschrijven
  3. zal uitschrijven
  4. zullen uitschrijven
  5. zullen uitschrijven
  6. zullen uitschrijven
o.v.t.t.
  1. zou uitschrijven
  2. zou uitschrijven
  3. zou uitschrijven
  4. zouden uitschrijven
  5. zouden uitschrijven
  6. zouden uitschrijven
en verder
  1. ben uitgeschreven
  2. bent uitgeschreven
  3. is uitgeschreven
  4. zijn uitgeschreven
  5. zijn uitgeschreven
  6. zijn uitgeschreven
diversen
  1. schrijf uit!
  2. schrijft uit!
  3. uitgeschreven
  4. uitschrijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitschrijven [znw.] nomen

  1. uitschrijven
    el escribir

Translation Matrix for uitschrijven:

NounRelated TranslationsOther Translations
escribir uitschrijven
VerbRelated TranslationsOther Translations
borrar uitschrijven aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; tanen; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitsluiten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; verbleken; vervagen; vervloeien; verwijten; vlakken; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen; wegvegen; wissen
escribir boeken; corresponderen; een briefwisseling hebben; invoeren; kalken; noteren; opschrijven; optekenen; pennen; registreren; schrijven; typen; vastleggen

Wiktionary Translations for uitschrijven: