Dutch
Detailed Translations for smachten from Dutch to Spanish
smachten:
-
smachten (kwijnend verlangen; snakken; kwijnen)
anhelar; desear angustiosamente; querer; languidecer; ansiar-
anhelar verb
-
querer verb
-
languidecer verb
-
ansiar verb
-
Conjugations for smachten:
o.t.t.
- smacht
- smacht
- smacht
- smachten
- smachten
- smachten
o.v.t.
- smachtte
- smachtte
- smachtte
- smachtten
- smachtten
- smachtten
v.t.t.
- heb gesmacht
- hebt gesmacht
- heeft gesmacht
- hebben gesmacht
- hebben gesmacht
- hebben gesmacht
v.v.t.
- had gesmacht
- had gesmacht
- had gesmacht
- hadden gesmacht
- hadden gesmacht
- hadden gesmacht
o.t.t.t.
- zal smachten
- zult smachten
- zal smachten
- zullen smachten
- zullen smachten
- zullen smachten
o.v.t.t.
- zou smachten
- zou smachten
- zou smachten
- zouden smachten
- zouden smachten
- zouden smachten
en verder
- ben gesmacht
- bent gesmacht
- is gesmacht
- zijn gesmacht
- zijn gesmacht
- zijn gesmacht
diversen
- smacht!
- smacht!
- gesmacht
- smachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for smachten:
Wiktionary Translations for smachten:
smachten
Cross Translation:
verb
-
~ naar een bijzonder sterk verlangen hebben naar iets dat men ontbeert
- smachten → suspirar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• smachten | → codiciar; desear | ↔ covet — to wish for with eagerness |
• smachten | → languidecer | ↔ languish — to pine away with longing |
• smachten | → anhelar; desear; ansiar | ↔ yearn — to have a strong desire; to long |
• smachten | → desear | ↔ yen — have strong desire for |
• smachten | → suspirar; anhelar; añorar | ↔ soupirer — pousser des soupirs. |