Summary


Dutch

Detailed Translations for roven from Dutch to Spanish

roven:

Conjugations for roven:

o.t.t.
  1. roof
  2. rooft
  3. rooft
  4. roven
  5. roven
  6. roven
o.v.t.
  1. roofde
  2. roofde
  3. roofde
  4. roofden
  5. roofden
  6. roofden
v.t.t.
  1. heb geroofd
  2. hebt geroofd
  3. heeft geroofd
  4. hebben geroofd
  5. hebben geroofd
  6. hebben geroofd
v.v.t.
  1. had geroofd
  2. had geroofd
  3. had geroofd
  4. hadden geroofd
  5. hadden geroofd
  6. hadden geroofd
o.t.t.t.
  1. zal roven
  2. zult roven
  3. zal roven
  4. zullen roven
  5. zullen roven
  6. zullen roven
o.v.t.t.
  1. zou roven
  2. zou roven
  3. zou roven
  4. zouden roven
  5. zouden roven
  6. zouden roven
diversen
  1. roof!
  2. rooft!
  3. geroofd
  4. rovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

roven [de ~] nomen, plural

  1. de roven (wondkorsten; korsten)
    la costras

Translation Matrix for roven:

NounRelated TranslationsOther Translations
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
costras korsten; roven; wondkorsten
privar de ontnemen
quitar afzetten; amputatie; amputeren; ontnemen; verwijderen; wegnemen
robar stelen
saquear afstropen; afzoeken; geheel doorzoeken
VerbRelated TranslationsOther Translations
asaltar beroven; roven aanvallen; afstormen op; attaqueren; belegeren; bestormen; binnenspringen; doordrijven; geweld gebruiken; iemand overvallen met iets; overrompelen; overvallen; verrassen; zich aan iemand vergrijpen
coger achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanklampen; aanpakken; aanvatten; absorberen; afbedelen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; grijpen; halen; iets onverwachts doen; ketenen; klauwen; kluisteren; nemen; nuttigen; obsederen; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen; pakken; plukken; snappen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verrassen; verschalken; verstrikken; verzamelen; wat neervalt opvangen
desvalijar leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen leegplunderen; leegroven; leegstelen; plunderen
hurtqr achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
pillar beroven; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen betrappen; graaien; grabbelen; klemmen; knellen; leeghalen; omklemmen; plunderen; snappen; snuffelen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen
privar beroven; roven beroven van; depriveren; ontnemen; ontzetten; te kort doen; uit de macht ontzetten
privar de beroven; roven beroven van; depriveren; ontnemen; ontstelen; te kort doen
quitar beroven; leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen afhelpen; afnemen; afvegen; afwissen; afzonderen; beroven van; bevrijden van; depriveren; ecarteren; erafhalen; lichten; loshalen; naar buiten halen; ontnemen; ontstelen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; te kort doen; uithalen; uitnemen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegwerken; zuiveren
robar achteroverdrukken; afnemen; benemen; beroven; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegplunderen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; uitplunderen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken achterhouden; achteroverdrukken; achteruitgaan; afbedelen; afnemen; afpakken; aftroggelen; beroven; beroven van; bestelen; bietsen; declineren; depriveren; gappen; grissen; inpikken; jatten; ladelichten; minder worden; ontfutselen; ontnemen; ontstelen; ontvreemden; pikken; stelen; te kort doen; verdonkeremanen; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegpikken
saquear leegplunderen; plunderen; roven; uitplunderen leeghalen; leegplunderen; leegroven; leegstelen; ontstelen; plunderen; uitknijpen; uitpersen; uitzuigen

Related Words for "roven":


Wiktionary Translations for roven:


Cross Translation:
FromToVia
roven saquear plunder — to take by force or wrongfully
roven saquear plunder — to commit robbery or looting (intransitive)
roven embelesar; encantar; fascinar; robar; pillar ravirenlever de force, emporter avec violence.

roof:

roof [de ~ (m)] nomen

  1. de roof (beroving)
    el robo; el atraco; la rapiña
  2. de roof (wondkorst; korst)
    la costra

Translation Matrix for roof:

NounRelated TranslationsOther Translations
atraco beroving; roof
costra korst; roof; wondkorst korstje
rapiña beroving; roof overval
robo beroving; roof braak; diefstal; inbraak; kraak; ontvreemding

Related Words for "roof":


Wiktionary Translations for roof:


Cross Translation:
FromToVia
roof robo Raub — das gewaltsame wegnehmen, das rauben
roof saqueo; rapiña rapine — seizure of someone's property by force
roof robo steal — the act of stealing