Dutch

Detailed Translations for ricocheren from Dutch to Spanish

ricocheren:

ricocheren [znw.] nomen

  1. ricocheren (afketsen; terugkaatsen; afstuiten)
    el rebotar

Translation Matrix for ricocheren:

NounRelated TranslationsOther Translations
descartar afschuiven; wegschuiven
rebotar afketsen; afstuiten; ricocheren; terugkaatsen
VerbRelated TranslationsOther Translations
denegar afketsen; ricocheren afkeuren; afstemmen; afwijzen; verbieden; verwerpen; weigeren
descartar afketsen; ricocheren afdanken; afdrijven; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; diskwalificeren; ecarteren; royeren; terugwijzen; uitsluiten; verlijeren; verwaarlozen; verweren; verwerpen; verwijderen; wegcijferen; wegstemmen; weigeren; wraken
hacer volver afketsen; ricocheren afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
negar afketsen; ricocheren achterhouden; afkeuren; afstemmen; afwijzen; behouden; links laten liggen; logenstraffen; loochenen; negeren; ontkennen; opzijleggen; protesteren; reserveren; tegenspreken; tegenwerpen; terughouden; verbieden; verloochenen; verwerpen; verzaken; weerspreken; weigeren
no aceptar afketsen; ricocheren achterhouden; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren
no aprobar afketsen; ricocheren afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
rebatir afketsen; ricocheren afkeuren; afstemmen; afwijzen; argumenteren; disputeren; ontkrachten; ontzenuwen; protesteren; redetwisten; tegenspreken; tegenwerpen; twisten; verwerpen; weerleggen; weerspreken
rebotar afketsen; ricocheren afspatten; afspringen; afstoten; afstuiten; afvliegen; afwijzen; butsen; eraf duwen; kaatsen; ketsen; terugspringen; terugstuiten; weigeren
suspender afketsen; ricocheren afblazen; afgelasten; afketsen; afkeuren; afstemmen; afwijzen; afzeggen; afzien van rechtsvervolging; blijven zitten; doubleren; ermee uitscheiden; kelderen; onderbreken; opgeven; ophouden; schorsen; seponeren; staken; stoppen; suspenderen; terugwijzen; uitscheiden; verdagen; verweren; verwerpen; wegstemmen; weigeren; zakken