Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. raddraaier:


Dutch

Detailed Translations for raddraaier from Dutch to Spanish

raddraaier:

raddraaier [de ~ (m)] nomen

  1. de raddraaier (belhamel; raddraaister)
    el instigador; el gamberro; el causante; el agitador; el alborotador; la agitadora

Translation Matrix for raddraaier:

NounRelated TranslationsOther Translations
agitador belhamel; raddraaier; raddraaister agitator; druktemaker; herrieschopper; intrigant; onruststoker; opruier; opstandeling; opstoker; provocateur; rebel; stokebrand; stoker; zenuwlijder
agitadora belhamel; raddraaier; raddraaister
alborotador belhamel; raddraaier; raddraaister bluffer; dikdoener; dikdoeners; druktemaker; herrieschopper; hol vat; leeg vat; levenmaker; onruststoker; opschepper; opscheppers; opsnijder; opstandeling; pocher; praatjesmakers; provocateur; rebel; snoever; snoevers; windbuil; windbuilen; zenuwlijder
causante belhamel; raddraaier; raddraaister aanstichter; aanzetter; instigator; opstoker
gamberro belhamel; raddraaier; raddraaister bandiet; boosdoener; booswicht; brutale kerel; druktemaker; herrieschopper; hork; hufter; kinkel; klootzak; lomperd; nozem; onverlaat; oproerkraaier; proleet; rekel; rotjoch; rouwdouwer; rustverstoorder; ruw iemand; schoffie; schoftje; slechtaard; snoodaard; stokebrand; stouterd; straatschender; vlegel; vlerk; zenuwlijder
instigador belhamel; raddraaier; raddraaister aanstichter; aanzetter; grondlegger; grondvester; initiatiefnemer; instigator; oprichter; oprichtster; opstoker; provocateur; stamvader; stichter; veroorzaker

Related Words for "raddraaier":