Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. pauper:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for pauper from Dutch to Spanish

pauper:

pauper [de ~ (m)] nomen

  1. de pauper
    el pobre

Translation Matrix for pauper:

NounRelated TranslationsOther Translations
pobre pauper arme drommel; armoedzaaiers; bliksem; bliksemflits; bliksemschicht; bliksemslag; flits; ongelukkige; stakkerd; sukkelaar
ModifierRelated TranslationsOther Translations
pobre arm; armelijk; armetierig; armoedig; armzalig; bar; bekaaid; berooid; deerlijk; deerniswekkend; deplorabel; dun; ellendig; er bekaaid afkomen; erbarmelijk; erg; flodderig; geen vet op de botten hebbende; haveloos; iel; karig; krap; luizig; luttel; mager; meelijwekkend; miserabel; niet overvloedig; onbemiddeld; ongegoed; onvermogend; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; schriel; sjofel; sjofeltjes; verlopen; weinig

Related Words for "pauper":

  • paupers

Wiktionary Translations for pauper:


Cross Translation:
FromToVia
pauper kerjus indigent — Personne dans l’indigence, très pauvre.