Dutch

Detailed Translations for opentrappen from Dutch to Spanish

opentrappen:

opentrappen [znw.] nomen

  1. opentrappen
    el patear; el abrir a patadas

opentrappen verb (trap open, trapt open, trapte open, trapten open, opengetrapt)

  1. opentrappen

Conjugations for opentrappen:

o.t.t.
  1. trap open
  2. trapt open
  3. trapt open
  4. trappen open
  5. trappen open
  6. trappen open
o.v.t.
  1. trapte open
  2. trapte open
  3. trapte open
  4. trapten open
  5. trapten open
  6. trapten open
v.t.t.
  1. heb opengetrapt
  2. hebt opengetrapt
  3. heeft opengetrapt
  4. hebben opengetrapt
  5. hebben opengetrapt
  6. hebben opengetrapt
v.v.t.
  1. had opengetrapt
  2. had opengetrapt
  3. had opengetrapt
  4. hadden opengetrapt
  5. hadden opengetrapt
  6. hadden opengetrapt
o.t.t.t.
  1. zal opentrappen
  2. zult opentrappen
  3. zal opentrappen
  4. zullen opentrappen
  5. zullen opentrappen
  6. zullen opentrappen
o.v.t.t.
  1. zou opentrappen
  2. zou opentrappen
  3. zou opentrappen
  4. zouden opentrappen
  5. zouden opentrappen
  6. zouden opentrappen
en verder
  1. is opengetrapt
  2. zijn opengetrapt
diversen
  1. trap open!
  2. trapt open!
  3. opengetrapt
  4. opentrappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opentrappen:

NounRelated TranslationsOther Translations
abrir a patadas opentrappen
patear opentrappen
VerbRelated TranslationsOther Translations
abrir de un puntapié opentrappen
abrir de una patada opentrappen
forzar opentrappen afdwingen; doordrijven; dwingen; forceren; geweld gebruiken; kraken; losbreken; noodzaken tot; onteren; ontwijden; openbreken; openrukken; overbelasten
patear fijnstampen; stampen; trappelen