Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. onderricht:
  2. onderrichten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for onderricht from Dutch to Spanish

onderricht:

onderricht [het ~] nomen

  1. het onderricht (cursus; onderwijs; les; onderrichting)
    la educación; la clase; la enseñanza
  2. het onderricht (onderwijs; les; instructie; lering; onderrichting)
    la lección; la clase; la educación; el comando; la instrucción; la comisión

Translation Matrix for onderricht:

NounRelated TranslationsOther Translations
clase cursus; instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs aantal personen bijeen; aard; categorie; classificatie; college; collegezaal; collegium; cursusprogramma; genre; gezelschap; groep; klas; klaslokaal; klasse; klassenlokaal; leerprogramma; les; leslokaal; lesprogramma; lesuur; lokaal; maatschappelijke klasse; middelbare school; objectklasse; onderverdeling; onderwijsprogramma; orde; rang; schooljaar; schoolklas; schoollokaal; slag; sociale groep; soort; stand; type; universitaire les; vaklokaal
comando instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs aanwijzing; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dienstorder; dwangbevel; instructie; legerorder; opdracht; order; taak; voorschrift
comisión instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs afsluitpremie; afsluitprovisie; bevelschrift; comité; consigne; dwangbevel; opdracht; order; provisie; taak
educación cursus; instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs bekwaming; beleefdheid; betamelijkheid; correctheid; dresseren; dressuur; educatie; geestelijke vorming; kundig maken; oefening; onderwijs; onderwijswezen; ontplooiing; ontwikkeling; opleiding; opvoeding; scholing; schoolopleiding; training; urbaniteit; vaardigheidsoefening; vooruitgang; vorming
enseñanza cursus; les; onderricht; onderrichting; onderwijs aanwijzing; bevelschrift; consigne; dwangbevel; instructie; onderwijs; onderwijswezen; opdracht; opleiding; opvoeding; order; scholing; schoolopleiding; taak; voorschrift; vorming
instrucción instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs aanwijzing; bekwaming; bevelschrift; briefing; consigne; dresseren; dressuur; dwangbevel; gerechtelijk onderzoek; handleiding; instructie; kundig maken; legerorder; opdracht; opleiding; orde; order; regel; regeling; reglement; scholing; schoolopleiding; taak; training; uitleg; voorschrift; vorming; wet
lección instructie; lering; les; onderricht; onderrichting; onderwijs college; collegium; cursusprogramma; klas; leerprogramma; les; lesprogramma; lesuur; onderwijsprogramma; schoolklas
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
comando opdracht

Related Words for "onderricht":


Wiktionary Translations for onderricht:

onderricht
noun
  1. de voorziening van opleidingen of lessen

Cross Translation:
FromToVia
onderricht instrucción; enseñanza; clase Unterrichtmeist Singular: regelmäßige und planvolle Weitergabe von Wissen, Information und Fähigkeiten von einem oder mehren Lehrern an einen oder mehr Schüler

onderrichten:

onderrichten verb (onderricht, onderrichtte, onderrichtten, onderricht)

  1. onderrichten (inlichten; voorlichten)
  2. onderrichten (onderwijzen; bijbrengen; doceren)

Conjugations for onderrichten:

o.t.t.
  1. onderricht
  2. onderricht
  3. onderricht
  4. onderrichten
  5. onderrichten
  6. onderrichten
o.v.t.
  1. onderrichtte
  2. onderrichtte
  3. onderrichtte
  4. onderrichtten
  5. onderrichtten
  6. onderrichtten
v.t.t.
  1. heb onderricht
  2. hebt onderricht
  3. heeft onderricht
  4. hebben onderricht
  5. hebben onderricht
  6. hebben onderricht
v.v.t.
  1. had onderricht
  2. had onderricht
  3. had onderricht
  4. hadden onderricht
  5. hadden onderricht
  6. hadden onderricht
o.t.t.t.
  1. zal onderrichten
  2. zult onderrichten
  3. zal onderrichten
  4. zullen onderrichten
  5. zullen onderrichten
  6. zullen onderrichten
o.v.t.t.
  1. zou onderrichten
  2. zou onderrichten
  3. zou onderrichten
  4. zouden onderrichten
  5. zouden onderrichten
  6. zouden onderrichten
diversen
  1. onderricht!
  2. onderricht!
  3. onderricht
  4. onderrichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for onderrichten:

NounRelated TranslationsOther Translations
enseñar aanleren
VerbRelated TranslationsOther Translations
dar clases bijbrengen; doceren; inlichten; onderrichten; onderwijzen; voorlichten leren; lesgeven; onderwijzen
educar bijbrengen; doceren; inlichten; onderrichten; onderwijzen; voorlichten bijbrengen; grootbrengen; leren; lesgeven; onderwijzen; ontwikkelen; opleiden; opvoeden; scholen; tot ontwikkeling brengen; vormen
enseñar inlichten; onderrichten; voorlichten aanbieden; bijbrengen; exposeren; laten zien; leren; lesgeven; offreren; onderwijzen; ontspinnen; opleiden; oprijzen; presenteren; rijzen; scholen; tentoonstellen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; tonen; vertonen; voordedaghalen; voorleggen
instruir bijbrengen; doceren; inlichten; onderrichten; onderwijzen; voorlichten afwisselen; herzien; instructie geven; instrueren; lesgeven; opdracht geven; opdragen; opleiden; scholen; veranderen; verwisselen; wijzigen

Related Words for "onderrichten":


Wiktionary Translations for onderrichten:

onderrichten
verb
  1. onderwijzen