Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. ingrediënt:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ingrediënt from Dutch to Spanish

ingrediënt:

ingrediënt [het ~] nomen

  1. het ingrediënt (basisbestanddeel; onderdeel; component; )

Translation Matrix for ingrediënt:

NounRelated TranslationsOther Translations
componente fundamental basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk
elemento básico basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; ingrediënt; onderdeel; stuk basiselement; basismateriaal

Related Words for "ingrediënt":


Wiktionary Translations for ingrediënt:

ingrediënt
noun
  1. voeding|nld kookkunst|nld benodigd bestanddeel (in een recept)

Cross Translation:
FromToVia
ingrediënt ingrediente ingredient — substance present in a mixture
ingrediënt ingrediente Ingrediensmeist Plural: Zutat, Inhaltsstoff, besonders in Bezug auf eine Arznei, auf eine zubereitete Speise oder eines Drinks

Related Translations for ingrediënt