Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. geploeter:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geploeter from Dutch to Spanish

geploeter:

geploeter [het ~] nomen

  1. het geploeter (gezwoeg)
    el afán; el trajín; el trabajo de negros

Translation Matrix for geploeter:

NounRelated TranslationsOther Translations
afán geploeter; gezwoeg aandrang; aandrift; ambitie; begeerte; begeren; begerige ijver; drang; drift; eerzucht; gauwigheid; gehaastheid; gezwindheid; graagte; gretigheid; haast; haastigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; ijl; impuls; instinct; lust; neiging; noeste vlijt; overijling; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; smachten; snelheid; spoed; tempo; vaart; verlangen; vlotheid; vlugheid; wens; wensen; zucht
trabajo de negros geploeter; gezwoeg lijfeigenenwerk; slavenarbeid; slavenwerk
trajín geploeter; gezwoeg drukte; gechicaneer; geharrewar; gesleep; gesleur; getob; teveel aan bezigheden

Wiktionary Translations for geploeter:


Cross Translation:
FromToVia
geploeter curro Malochebesonders mittelwestdeutsch, salopp: körperlich harte, schwere Arbeit