Summary


Dutch

Detailed Translations for breuk from Dutch to Spanish

breuk:

breuk [de ~] nomen

  1. de breuk (breukgetal)
    la fracción
  2. de breuk (barst; scheur; krak)
    la grieta; la fracción; la rotura; la ruptura; la quebradura; la raja; la hendidura
  3. de breuk (fractuur)
    la rotura; la fractura
  4. de breuk (interruptie; onderbreking; verbreking)
    la interrupción; la ruptura; la fracción; la rotura

Translation Matrix for breuk:

NounRelated TranslationsOther Translations
fracción barst; breuk; breukgetal; interruptie; krak; onderbreking; scheur; verbreking afdeling; deel; departement; detachement; fractie; gedeelte; machtsblok; part; sectie; stuk; tak
fractura breuk; fractuur braak; deel; fractie; gedeelte; inbraak; knak; knik; kraak; part; stuk
grieta barst; breuk; krak; scheur gleuf; kier; kiertje; kloof; opening; rotsspelonk; rotsspleet; sleuf; spleet; tussenruimte; uitsparing
hendidura barst; breuk; krak; scheur bergkloof; bergspleet; buurtschap; gat; gehucht; geul; gleuf; groef; groeve; insnijding; kloof; langwerpige uitholling; opening; rotskloof; rotsspleet; sleuf; spleet; split; spouw; tussenruimte; uitsparing; vaargeul
interrupción breuk; interruptie; onderbreking; verbreking IRQ; gelazer; interrupt; interruptaanvraag; narigheid; onderbreking; rust; rustpauze; rustpoos; rusttijd; speelkwartier; storing; trammelant; verpozing; werkpauze
quebradura barst; breuk; krak; scheur deel; fractie; gedeelte; inkeping; inkerving; keep; kerf; knak; knik; part; stuk
raja barst; breuk; krak; scheur geul; gleuf; groef; groeve; langwerpige uitholling; opening; sleuf; vaargeul
rotura barst; breuk; fractuur; interruptie; krak; onderbreking; scheur; verbreking deel; fractie; gedeelte; knak; knik; openscheuring; part; stuk
ruptura barst; breuk; interruptie; krak; onderbreking; scheur; verbreking breken; deel; dijkbreuk; doorbraak; doorbreken; doorbreking; fractie; gedeelte; openscheuring; part; ruptuur; scheuring; stuk

Related Words for "breuk":


Related Definitions for "breuk":

  1. een kapotte bot in je lichaam1
    • de breuk in haar arm genas snel1
  2. niet een heel getal1
    • driekwart is een breuk1

Wiktionary Translations for breuk:

breuk
noun
  1. de uitkomst (quotiënt) van een deling van twee of meer gehele getallen

Cross Translation:
FromToVia
breuk grieta crack — thin space opened in a previously solid material
breuk falla fault — geological fracture through rock
breuk quebrado; fracción fraction — arithmetic: ratio
breuk fractura fracture — act of breaking, or something broken
breuk hernia hernie — chirurgie|fr tumeur mou former par un organe ou une partie d’organe sortir de la cavité qui le contenir normalement par un orifice naturel ou accidentel.