Dutch

Detailed Translations for bewaren from Dutch to Spanish

bewaren:

Conjugations for bewaren:

o.t.t.
  1. bewaar
  2. bewaart
  3. bewaart
  4. bewaren
  5. bewaren
  6. bewaren
o.v.t.
  1. bewaarde
  2. bewaarde
  3. bewaarde
  4. bewaarden
  5. bewaarden
  6. bewaarden
v.t.t.
  1. heb bewaard
  2. hebt bewaard
  3. heeft bewaard
  4. hebben bewaard
  5. hebben bewaard
  6. hebben bewaard
v.v.t.
  1. had bewaard
  2. had bewaard
  3. had bewaard
  4. hadden bewaard
  5. hadden bewaard
  6. hadden bewaard
o.t.t.t.
  1. zal bewaren
  2. zult bewaren
  3. zal bewaren
  4. zullen bewaren
  5. zullen bewaren
  6. zullen bewaren
o.v.t.t.
  1. zou bewaren
  2. zou bewaren
  3. zou bewaren
  4. zouden bewaren
  5. zouden bewaren
  6. zouden bewaren
diversen
  1. bewaar!
  2. bewaart!
  3. bewaard
  4. bewarend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bewaren [znw.] nomen

  1. bewaren (bergen)
    el depósito; el almacén

Translation Matrix for bewaren:

NounRelated TranslationsOther Translations
almacén bergen; bewaren berghok; berging; bergruimte; goederenloods; goederenopslag; goederenopslagruimte; kluis; ligopslagplaats; magazijn; opslagruimte; provisiekamer; toko; voorraadkamer; voorraadplaats; warenhuis
apartar afdraaien; afwenden; afzwenken; opzij leggen; wegdraaien
depositar neerzetten
depósito bergen; bewaren afzetsel; bak; berghok; berging; bergruimte; bewaring; bezinksel; container; deposito; depot; droesem; grondsop; in bewaring geven; opslag; opslagplaats; pantservoertuig; pantserwagen; regenbak; reservoir; residu; sediment; spaarbekken; stortbak; storting; tank; toevertrouwen; vergaarbak; verzamelbekken; waterreservoir; zetsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
almacenar bewaren; deponeren; opslaan bergen; opruimen; stallen
apartar bewaren; opzij leggen; wegzetten afkeren; afscheiden; afschuiven; afsplitsen; afwenden; afwentelen; afzonderen; apart zetten; draaien; herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; isoleren; loskrijgen; losmaken; lostornen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; opsturen; plaatsen; posten; sturen; toezenden; tornen; uit elkaar plaatsen; uiteenplaatsen; uiteenzetten; uithalen; uittrekken; verzenden; wegsturen; wegzenden; wenden; zwenken
archivar archiveren; bewaren; opbergen; opslaan archiveren; bijeen scharrelen; comprimeren; samenpakken; samenrapen
conservar behoeden; behouden; beschermen; bewaren; conserveren behouden; conserveren; in blik conserveren; in stand houden; inblikken; inleggen; inmaken; inpekelen; instandhouden; invoegen; inzouten; onderhouden; opzouten; tussenleggen; verduurzamen; zouten
depositar bewaren; deponeren; opslaan afbakenen; afpalen; afzetten; afzien van rechtsvervolging; begrenzen; beknotten; beperken; betrappen; bijstorten; bijzetten; deponeren; geld overmaken; inleggen; invoegen; laten uitstappen; leggen; neerleggen; neerzetten; omlijnen; op rekening storten; overboeken; overschrijven; overzenden; plaatsen; seponeren; snappen; stationeren; storten; tussenleggen; verneuken; wegleggen; zetten
depositar sobre bewaren; opzij leggen; wegzetten deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; onderuit halen; plaatsen; stationeren; zetten
guardar behoeden; behouden; beschermen; bewaren; conserveren; deponeren; opslaan achterhouden; afdekken; afschermen; afschutten; afsluiten; afzonderen; apart zetten; bergen; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; conserveren; dichtdoen; geen afstand doen van; hamsteren; hoeden; houden; in veiligheid brengen; inhouden; instandhouden; isoleren; niet laten gaan; opbergen; oppotten; opslaan; opzij leggen; potten; sluiten; surveilleren; thuishouden; toedoen; toekijken; toemaken; toezicht houden; toezien; toezien op; vasthouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen
poner a un lado bewaren; opzij leggen; wegzetten
poner en el establo bewaren; opzij leggen; wegzetten
poner en el garaje bewaren; opzij leggen; wegzetten
proteger behoeden; beschermen; bewaren afdekken; afschermen; afschutten; behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; beveiligen; hoeden; in bescherming nemen; inchecken; protegeren; verdedigen; waken; waken over
salvar bewaren; deponeren; opslaan bergen; in veiligheid brengen; overbruggen; redden
- behouden; houden

Synonyms for "bewaren":


Antonyms for "bewaren":


Related Definitions for "bewaren":

  1. zorgen dat het blijft1
    • bewaar jij al je liefdesbrieven?1

Wiktionary Translations for bewaren:

bewaren
verb
  1. ervoor zorgen dat iets niet verloren raakt

Cross Translation:
FromToVia
bewaren conservar aufbewahren — etwas an einem geeigneten Ort zur späteren Verwendung verwahren
bewaren mantener; conservar erhalten — (transitiv) etwas bewahren
bewaren cuidar; proteger; guardar; cuidado; tener gaumen — (transitiv), Schweiz: auf jemandem, etwas aufpassen; in seine Obhut nehmen
bewaren preservar; guardar; defender; resguardar gaumen — (transitiv), Schweiz: nicht antasten lassen, schützen, verteidigen
bewaren archivar; guardar; salvar save — to write a file to a disk
bewaren almacenar store — keep (something) while not in use
bewaren vigilar; celar watch over — to guard and protect
bewaren conservar conservermaintenir en bon état, apporter le soin nécessaire pour empêcher qu’une chose ne se gâter, ne dépérir.
bewaren remover; quitar enlever — Déplacer vers le haut.
bewaren guardar; custodiar; velar gardersurveiller étroitement.
bewaren mantener maintenirtenir ferme et fixe.
bewaren proteger; protectar; guardar; custodiar; velar protégerprendre la défense de quelqu’un, de quelque chose ; prêter secours et appui.
bewaren guardar préserver — préserver
bewaren arrebatar; eliminar ôtertirer une chose de la place où elle est. Se dit aussi en parlant des personnes et des animaux.

Related Translations for bewaren