Dutch

Detailed Translations for bandeloosheid from Dutch to Spanish

bandeloosheid:

bandeloosheid [de ~ (v)] nomen

  1. de bandeloosheid (losbandigheid; buitensporigheid; zedeloosheid; uitspatting)
    el desenfreno; el libertinaje

Translation Matrix for bandeloosheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
desenfreno bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid buitenissigheid; buitensporigheid; exces; grenzeloosheid; mateloosheid; teugelloosheid; tomeloosheid; uitspatting; uitwas
libertinaje bandeloosheid; buitensporigheid; losbandigheid; uitspatting; zedeloosheid liederlijkheid

Related Words for "bandeloosheid":


bandeloos:


Translation Matrix for bandeloos:

NounRelated TranslationsOther Translations
libertino libertijn; losbol; schuinsmarcheerder; vrijdenker
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
libre bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij beschikbaar; beschikbare; disponibel; facultatief; in vrijheid; ledig; leeg; niet verplicht; onbegrensd; onbelemmerd; onbepaald; onbeperkt; onbezet; ongelimiteerd; vacant; vrij
ModifierRelated TranslationsOther Translations
azorado bandeloos; verwilderd bedeesd; beschroomd; bleu; geremd; ingehouden; onverzorgd; schroomvallig; schuchter; timide; verlegen; verwaarloosd; verwilderd
caótico bandeloos; verwilderd achterlijk; chaotisch; diffuus; door elkaar; dooreen; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; idioot; idioterig; krankjorum; krankzinnig; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; ongeregeld; onordelijk; onverzorgd; ordeloos; rommelig; slordig; stupide; typisch; vaag waarneembaar; verwaarloosd; verwilderd; vreemd; wanordelijk; zot
desarreglado bandeloos; verwilderd buiten gebruik; chaotisch; defect; door elkaar; dooreen; nalatig; ongeregeld; onklaar; onordelijk; ordeloos; rommelig; slordig; stuk; wanordelijk
desasistido bandeloos; verwilderd buiten beheer; onbeheerd
desatendido bandeloos; verwilderd buiten beheer; onbeheerd
descuidado bandeloos; verwilderd armoedig; buiten beheer; flodderig; haveloos; laks; nalatig; nonchalant; onachtzaam; onbeheerd; ongeregeld; onopgeruimd; onordelijk; ordeloos; pover; rommelig; schamel; sjofel; sjofeltjes; slordig; verlopen; wanordelijk
desenfrenado bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij losbandig; niet terughoudend; onberaden; onbesuisd; ondoordacht; ongedisciplineerd; ongeremd; onnadenkend; tuchteloos
desordenado bandeloos; verwilderd chaotisch; diffuus; door elkaar; door elkaar heen; dooreen; dwaas; eigenaardig; gek; gewikkeld in; ingewikkeld; maf; mal; ongeordend; ongeorganiseerd; ongeregeld; ongesystematiseerd; onordelijk; onverzorgd; ordeloos; rommelig; slordig; typisch; vaag waarneembaar; verwaarloosd; verwilderd; vreemd; wanordelijk
en desorden bandeloos; verwilderd asociaal; chaotisch; door elkaar; dooreen; in de war; ongeregeld; onmaatschappelijk; onordelijk; onverzorgd; ordeloos; overhoop; rommelig; slordig; verwaarloosd; verwilderd; wanordelijk
libertino bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij laks; ongedisciplineerd; ontuchtig
sin compromiso bandeloos; losbandig; ongebonden; ongebreideld; vrij facultatief; niet verplicht
sin orden bandeloos; verwilderd chaotisch; ongeordend; ongeorganiseerd; ongeregeld; ongesystematiseerd; onordelijk; onverzorgd; ordeloos; rommelig; slordig; verwaarloosd; verwilderd; wanordelijk

Related Words for "bandeloos":


Wiktionary Translations for bandeloos:

bandeloos
adjective
  1. zonder zich bekommeren om enige normen of regels