Dutch

Detailed Translations for afbetten from Dutch to Spanish

afbetten:

afbetten [znw.] nomen

  1. afbetten (betten)

afbetten verb

  1. afbetten (betten; deppen; bevochtigen)

Translation Matrix for afbetten:

NounRelated TranslationsOther Translations
humedecer afbetten; betten
limpiar algo con un paño húmedo afbetten; betten
VerbRelated TranslationsOther Translations
humedecer besproeien; bespuiten; bevochtigen; nat maken; sproeien
mojar ligeramente afbetten; betten; bevochtigen; deppen