Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. aanwezige:
  2. aanwezig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanwezige from Dutch to Spanish

aanwezige:

aanwezige [de ~] nomen

  1. de aanwezige
    el presente

Translation Matrix for aanwezige:

NounRelated TranslationsOther Translations
presente aanwezige figurant; figurante; heden; vandaag
ModifierRelated TranslationsOther Translations
presente aanwezig; beschikbare; eigentijds; hedendaags; hedendaagse; modern; onderhavig; present!; tegenwoordig; voorliggend

Related Words for "aanwezige":


aanwezige form of aanwezig:


Translation Matrix for aanwezig:

NounRelated TranslationsOther Translations
presente aanwezige; figurant; figurante; heden; vandaag
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
disponible aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbaar; beschikbare; disponibel; oproepbaar; vacant
- present
ModifierRelated TranslationsOther Translations
en almacén aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig leverbaar; op voorraad; verkrijgbaar
en existencia aanwezig; in voorraad; op voorraad; voorhanden; voorradig beschikbare; bestaande
presente aanwezig; present!; tegenwoordig beschikbare; eigentijds; hedendaags; hedendaagse; modern; onderhavig; voorliggend
¡presente! aanwezig; present!; tegenwoordig

Related Words for "aanwezig":


Synonyms for "aanwezig":


Antonyms for "aanwezig":


Related Definitions for "aanwezig":

  1. wie ergens is1
    • alle leerlingen waren aanwezig vandaag1

Wiktionary Translations for aanwezig:

aanwezig
adjective
  1. tegenwoordig zijn, er zijn (van mensen)

Cross Translation:
FromToVia
aanwezig presente present — in the immediate vicinity
aanwezig presente; actual présent — Là où l’on est