Dutch

Detailed Translations for aandrift from Dutch to Spanish

aandrift:

aandrift [de ~] nomen

  1. de aandrift (drift; instinct)
    el ardor; el amor; el deseo; la aficiones; el afán; la pasión; la deriva; el fervor; el instinto; el apasionamiento
  2. de aandrift (daadkracht; momentum; esprit; )
    la energía; el espíritu; el alma; la fuerza; el entusiasmo; el ardor; el fervor; la animosidad; el interés; la ganas de trabajar; la capacidad laboral; el empuje
  3. de aandrift (aandrang; neiging; drang; impuls; drift)
    la ansia; el afán; el impulso; la necesidad
  4. de aandrift (natuurdrift; instinct)
    el instinto; la intuición

Translation Matrix for aandrift:

NounRelated TranslationsOther Translations
aficiones aandrift; drift; instinct
afán aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; instinct; neiging aandrang; ambitie; begeerte; begeren; begerige ijver; drang; eerzucht; gauwigheid; gehaastheid; geploeter; gezwindheid; gezwoeg; graagte; gretigheid; haast; haastigheid; heftig verlangen; hevig verlangen; ijl; lust; noeste vlijt; overijling; rapheid; rapiditeit; schielijkheid; smachten; snelheid; spoed; tempo; vaart; verlangen; vlotheid; vlugheid; wens; wensen; zucht
alma aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; levensader; mentaliteit; natuur; ziel
amor aandrift; drift; instinct beminde; duifje; geliefde; genegenheid; gevoeligheid; gezel; hartelijkheid; hartje; hartsvriendin; innigheid; kameraadje; liefde; liefje; liefkozing; liefste; lieve; maatje; minnares; poepje; scharreltje; schat; schatje; schattebout; scheetje; snoes; tederheid; vriendin; vriendinnetje; zachtheid
animosidad aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust animositeit; begeerte; heftig verlangen; lust; vete; vijandschap
ansia aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging begeerte; begeren; heftig verlangen; hevig verlangen; hunkeren; lust; smachten; verlangen; wens; wensen; zucht
apasionamiento aandrift; drift; instinct enthousiasme; gedrevenheid; gevoeligheid; hartelijkheid; innigheid; liefkozing; tederheid; zachtheid
ardor aandrift; daadkracht; drift; energie; esprit; fut; instinct; kracht; momentum; puf; werklust begeren; bruine rot; drift; driftstroom; elan; felheid; gloed; gloeiing; hartstocht; heftigheid; hevigheid; hitte; houtrot; ijver; ijverigheid; intensiteit; kracht; lust; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; passie; pit; seksuele begeerte; smachten; verlangen; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortgedreven vee; vuur; warmte; wensen; werklust; werkzaamheid; ziel; zucht
capacidad laboral aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust arbeidskracht; arbeidsvermogen; krachtdadigheid; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
deriva aandrift; drift; instinct drift; gevoel; instinct; intuïtie; voortgedreven vee
deseo aandrift; drift; instinct bede; begeerte; begeren; drift; geilheid; genoegen; genot; heftig verlangen; hevig verlangen; hitsigheid; jool; leut; lust; opgewondenheid; plezier; pret; seksuele begeerte; smachten; verlangen; verzoek; vraag; wellust; wens; wensen; zin; zucht
empuje aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust band; boekdeel; deel; doortastendheid; dynamiek; elasticiteit; geluidsniveau; gevoel; instinct; intuïtie; katoen; katoenstof; ondernemingslust; pit; stuwkracht; vliegreis; vliegtocht; vlucht; volume; voortstuwing; vruchtenpit
energía aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust capaciteit; daadkrachtigheid; doortastendheid; drift; dynamiek; electrische stroom; energie; felheid; fiksheid; hartstocht; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; passie; sterkte; stroom; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid; vuur
entusiasmo aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust animo; belangstelling; betovering; bevlogenheid; bezieling; elan; enthousiasme; extase; fascinatie; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; geestvervoering; gloed; ijver; ijverigheid; interesse; krachtdadigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; opgetogenheid; pit; trance; uitbundigheid; uitgelatenheid; verrukking; vervoering; vlam; vlijt; vlijtigheid; voortvarendheid; vuur; werklust; werkzaamheid; zin
espíritu aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust spirits; spiritus; ziel
fervor aandrift; daadkracht; drift; energie; esprit; fut; instinct; kracht; momentum; puf; werklust bruine rot; drift; enthousiasme; felheid; gedrevenheid; genoegen; genot; heftigheid; hevigheid; houtrot; intensiteit; kracht; lust; seksuele begeerte; voortgedreven vee; wellust
fuerza aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrijving; capaciteit; dapperheid; doortastendheid; dynamiek; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; gehardheid; gestaaldheid; geweld; heftigheid; hevigheid; intensiteit; koenheid; kracht; krachtdadigheid; kranigheid; macht; moed; onversaagdheid; sterkte; stevigheid; stoerheid; stootband; stuwkracht; vermogen; voortstuwing; voortvarendheid
ganas de trabajar aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust krachtdadigheid; voortvarendheid
impulso aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; drift; gevoel; hartstocht; impuls; initiatief; instinct; intuïtie; opwekking; passie; prikkel; stagnatie; stimulans; stimulering; stuwing; vuur
instinto aandrift; drift; instinct; natuurdrift drift; genoegen; genot; gevoel; instinct; intuïtie; lust; seksuele begeerte; wellust
interés aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandacht; aangaan; animo; belang; belangstelling; betreffen; fascinatie; geboeidheid; gewichtigheid; interesse; nut; nuttigheid; rente; waarde; zin
intuición aandrift; instinct; natuurdrift aanvoelen; feeling; gevoel
necesidad aandrang; aandrift; drang; drift; impuls; neiging behoefte; behoeftigheid; elementaire zaak; gebrek; gemis; hulpbehoevendheid; krapte; nood; noodwendigheid; noodzaak; schaarsheid; schaarste; tekort
pasión aandrift; drift; instinct drift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; innigheid; jool; leut; liefde; lust; overgave; passie; plezier; pret; seksuele begeerte; vurigheid; vuur; wellust
ModifierRelated TranslationsOther Translations
fuerza dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; stout; stoutmoedig

Wiktionary Translations for aandrift:

aandrift
noun
  1. sterke opwelling om iets te doen, innerlijke drang

Cross Translation:
FromToVia
aandrift ansia; impulso urge — a strong desire; an itch to do something
aandrift aliciente; impulso incitationaction d’inciter.