Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. schakelaar:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schakelaar from Dutch to English

schakelaar:

schakelaar [de ~ (m)] nomen

  1. de schakelaar (knop; schakelknop)
    the button; the stud
    the switch
    – control consisting of a mechanical or electrical or electronic device for making or breaking or changing the connections in a circuit 1

Translation Matrix for schakelaar:

NounRelated TranslationsOther Translations
button knop; schakelaar; schakelknop drukkertje; hoofddeksel; knop; knopje; overhemdsknoopje; pet
stud knop; schakelaar; schakelknop dekhengst; mannelijk fokdier; overhemdsknoopje; tapeind; tapschroef; versierder
switch knop; schakelaar; schakelknop invaller; knop; lichtknop; omruil; omschakelaar; omwisselen; omwisseling; schakeloptie; spoorwegwissel; stroomwisselaar; switch; verruiling; verwisseling; wissel; wisselaar; wisselspeler
VerbRelated TranslationsOther Translations
button aan elkaar binden; aan elkaar knopen; knopen; strikken; vastknopen
switch afwisselen; herzien; inwisselen; naar een andere versnelling overgaan; omruilen; omwisselen; ruilen; schakelen; veranderen; verruilen; verwisselen; wijzigen; wisselen

Related Words for "schakelaar":


Wiktionary Translations for schakelaar:

schakelaar
noun
  1. Device to turn electric current on and off or direct its flow

Cross Translation:
FromToVia
schakelaar switch commutateur — mécanique|fr appareil qui sert à changer à volonté dans une machine la direction d’un mouvement ou à l’interrompre.
schakelaar switch interrupteur — élec|nocat=1 organe qui a pour but d’interrompre un circuit électrique et le passage du courant.