Dutch

Detailed Translations for lezing from Dutch to English

lezing:

lezing [de ~ (v)] nomen

  1. de lezing (leesbeurt; voorlezing)
    the turn to read
  2. de lezing (spreekbeurt)
  3. de lezing (redevoering; speech; rede; )
    the speech; the address
  4. de lezing (zienswijze; gezichtspunt; opvatting; )
    the perspective; the point of view; the conception; the interpretation; the opinion; the view; the idea; the way of thinking; the vision; the outlook; the attitude; the stand; the notion; the angle; the reading; the aspect; the version
  5. de lezing (versie)
    the version; the reading

Translation Matrix for lezing:

NounRelated TranslationsOther Translations
address lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; voordracht adres; adressering; e-mailadres; internet-e-mailadres; woonplaats
angle denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze hoek; hoekgraad; hoekje; schuilhoekje
aspect denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze aspect; facet; ligging; opzicht; positie
attitude denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze bewering; houding; positie; stand van het lichaam; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; thema
conception denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze begrip; conceptie; denkbeeld; notie
deliver a lecture lezing; spreekbeurt
idea denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze begrip; benul; besef; bewustzijn; conceptie; denkbeeld; gedachte; gezindheid; idee; intentie; kijk; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; moedwil; notie; oordeel; opinie; opvatting; opzet; overtuiging; plan; planning; vaststaande mening; visie; voornemen; zienswijze
interpretation denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze duiding; interpretatie; uitleg; verklarende uitleg; verklaring; vertaling; vertolking
notion denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze begrijpen; begrip; benul; besef; bewustzijn; brein; conceptie; denkbeeld; gedachte; gezindheid; hersens; idee; intelligentie; inzicht; kijk; mening; mentale voorstelling; notie; oordeel; opinie; opvatting; overtuiging; sjoege; vaststaande mening; verstand; visie; zienswijze
opinion denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze advies; begrip; benul; dunk; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; invalshoek; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; overtuiging; perspectief; standpunt; vaststaande mening; zienswijs
outlook denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze afwachting; dracht; hoop; verwachting; zwangerschap
perspective denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze toekomst; toekomsten; voorland
point of view denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; oogpunt; perspectief; standpunt; zienswijs
reading denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; versie; visie; zienswijze duiding; geloofsleer; interpretatie; lectuur; leer; leerstelling; leerstuk; leesvoer; lering; lezen; schriftlezing; uitleg; verklarende uitleg; verklaring
speech lezing; rede; redevoering; speech; spreekbeurt; toespraak; voordracht spraak; taal; toespraak; woord
stand denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze bewering; driepoot; getuigenbank; houding; kraam; kraampje; mat; matje; onderlegger; onderstel; onderzetter; placemat; poot; positie; sokkel; staander; stalletje; stand; stand op jaarbeurs; standpunt; standpuntbepaling; stellingname; tafelmatje; thema; voet; voetstuk; zuilvoet
turn to read leesbeurt; lezing; voorlezing
version denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; versie; visie; zienswijze duiding; geloofsleer; interpretatie; leer; leerstelling; leerstuk; lering; uitleg; verklarende uitleg; verklaring; versie
view denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze aanblik; aanzicht; aspect; begrip; benul; bezichtigen; bezichtiging; doorkijk; facet; gezicht; gezichtshoek; gezichtspunt; gezindheid; invalshoek; kijk; mening; meningsuiting; mentale voorstelling; oogpunt; oordeel; opinie; opzicht; overtuiging; panorama; perspectief; prospect; standpunt; uitzicht; vaststaande mening; vergezicht; verreikend uitzicht; vue; weergave; zicht; zienswijs
vision denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze aanblik; aanzicht; begrip; benul; beschouwing; denkbeeld; inzicht; kans; kijk; mening; mentale voorstelling; oordeel; opinie; opvatting; perspectief; toekomst; visie; visioen; vooruitzicht; zienswijze
way of thinking denkbeeld; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze denkrichting; denktrant; denkwijze; gedachtewereld; ideeënwereld; manier van denken
VerbRelated TranslationsOther Translations
address aanspreken; adres aanbrengen; adresseren; toespreken; verwijzen
angle hengelen; vissen; visvangen
stand doorleven; doorstaan; dragen; dulden; harden; staan; uithouden; uitzingen; velen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
view aanblikken; aankijken; aanschouwen; aanzien; bekijken; bezichtigen; bezien; controleren; examineren; gadeslaan; inspecteren; keuren; kijken; observeren; schouwen; waarnemen; weergeven; zien

Related Words for "lezing":

  • lezingen

Wiktionary Translations for lezing:

lezing
noun
  1. a spoken lesson
  2. a value indicated by a measuring device

Related Translations for lezing