Dutch

Detailed Translations for oppassen from Dutch to German

oppassen:

oppassen verb (pas op, past op, paste op, pasten op, opgepast)

  1. oppassen (voorzichtig zijn; uitkijken)
    aufpassen; hüten; vorsichtig sein; sich hüten vor; achtgeben
  2. oppassen (uitkijken voor; opletten)
    aufpassen; hüten; achtgeben auf
    • aufpassen verb (passe auf, passt auf, passte auf, passtet auf, aufgepast)
    • hüten verb (hüte, hütest, hütet, hütete, hütetet, gehütet)

Conjugations for oppassen:

o.t.t.
  1. pas op
  2. past op
  3. past op
  4. passen op
  5. passen op
  6. passen op
o.v.t.
  1. paste op
  2. paste op
  3. paste op
  4. pasten op
  5. pasten op
  6. pasten op
v.t.t.
  1. heb opgepast
  2. hebt opgepast
  3. heeft opgepast
  4. hebben opgepast
  5. hebben opgepast
  6. hebben opgepast
v.v.t.
  1. had opgepast
  2. had opgepast
  3. had opgepast
  4. hadden opgepast
  5. hadden opgepast
  6. hadden opgepast
o.t.t.t.
  1. zal oppassen
  2. zult oppassen
  3. zal oppassen
  4. zullen oppassen
  5. zullen oppassen
  6. zullen oppassen
o.v.t.t.
  1. zou oppassen
  2. zou oppassen
  3. zou oppassen
  4. zouden oppassen
  5. zouden oppassen
  6. zouden oppassen
diversen
  1. pas op!
  2. past op!
  3. opgepast
  4. oppassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oppassen [het ~] nomen

  1. het oppassen (attentie; uitkijken)
    Achtgeben; die Aufmerksamkeit

Translation Matrix for oppassen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Achtgeben attentie; oppassen; uitkijken
Aufmerksamkeit attentie; oppassen; uitkijken aandacht; attentie; belangstelling; interesse; nauwlettendheid; oplettendheid; opmerkzaamheid
VerbRelated TranslationsOther Translations
achtgeben oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn behoeden; behouden; beschermen; bewaken; bij de les blijven; hoeden voor; in bescherming nemen; in de gaten houden; in het oog houden; opletten; toezien; toezien op
achtgeben auf opletten; oppassen; uitkijken voor
aufpassen opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn aandacht erbij houden; behoeden; behouden; beschermen; bewaken; hoeden voor; in bescherming nemen; opletten; toezien op
hüten opletten; oppassen; uitkijken; uitkijken voor; voorzichtig zijn behoeden; behouden; beschermen; bescherming bieden; beschutten; bewaken; hoeden; in bescherming nemen; toezien op
sich hüten vor oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
vorsichtig sein oppassen; uitkijken; voorzichtig zijn
- opletten; uitkijken

Related Words for "oppassen":


Synonyms for "oppassen":


Related Definitions for "oppassen":

  1. je aandacht erbij houden1
    • je moet goed oppassen, anders val je1
  2. toezicht op een kind houden1
    • wil je vanavond oppassen als wij naar de film gaan?1

Wiktionary Translations for oppassen:

oppassen
verb
  1. opletten dat er niet iets ergs gebeurt
  2. bij de kinderen blijven en op ze letten

Cross Translation:
FromToVia
oppassen aufpassen watch out — to use caution
oppassen herrschen; beherrschen; regieren; kontrollieren; nachsehen; überwachen; achtgeben; aufpassen; beachten; zusehen; aufpassen auf; Obacht geben; Obacht geben auf; beherzigen surveillerobserver avec attention ; examiner ; contrôler.

oppassen form of oppas:

oppas [de ~ (m)] nomen

  1. de oppas (kinderoppas; babyoppas; babysitter)
    der Babysitter; der Betreuer

Translation Matrix for oppas:

NounRelated TranslationsOther Translations
Babysitter babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas oppassers
Betreuer babyoppas; babysitter; kinderoppas; oppas dierverzorger; verzorger

Related Words for "oppas":


Wiktionary Translations for oppas:


Cross Translation:
FromToVia
oppas Babysitter; Kinderhüter; Kinderbetreuer baby-sitter — Garde de bébé ou d’enfant

Related Translations for oppassen