Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. knoesten:
  2. knoest:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knoesten from Dutch to German

knoesten:

knoesten [de ~] nomen, plural

  1. de knoesten (boomknoesten; kwasten)
    der Stutzer; der Dutte; Astlöcher
  2. de knoesten (kwasten)
    die groben Pinsel

Translation Matrix for knoesten:

NounRelated TranslationsOther Translations
Astlöcher boomknoesten; knoesten; kwasten
Dutte boomknoesten; knoesten; kwasten
Stutzer boomknoesten; knoesten; kwasten dandies; fatje; fatten; heertje; hofnar; iem. die snoeit; kwasten; kwibussen; nar; snoeier
groben Pinsel knoesten; kwasten

Related Words for "knoesten":


knoest:

knoest [de ~ (m)] nomen

  1. de knoest (knobbel; kwast)
    der Knorren

Translation Matrix for knoest:

NounRelated TranslationsOther Translations
Knorren knobbel; knoest; kwast hofnar; nar

Related Words for "knoest":


Wiktionary Translations for knoest:


Cross Translation:
FromToVia
knoest Ast knot — whorl in wood left by branch
knoest Anschwellung; Beule; Brausche; Buckel; Höcker; Neigung; Talent; Schwellen; Schwellung; Knolle; Knoten bosseenflure, tumeur sur une région osseuse, causer par un choc ou une contusion.
knoest Beule; Knolle; Knoten enflure — État de ce qui est enflé (1)
knoest Beule; Knolle; Knoten protubérance — didactique|fr éminence, saillie.