Dutch

Detailed Translations for gilde from Dutch to German

gilde:

gilde [het ~] nomen

  1. het gilde (ambachtsgilde; vereniging; vakgenootschap; )
    der Verein; der Klub; die Vereinigung; die Gemeinschaft; die Korporation; die Gesellschaft; die Gilde; die Gruppe; die Genossenschaft; der Kreis; die Handwerksgilde; die Runde
  2. het gilde (beroepsvereniging)
    der Fachverband
  3. het gilde (vereniging; soos; societiet; )
    der Klub; die Korporation; die Gesellschaft; der Verein; die Gemeinschaft; die Gruppe; die Genossenschaft; der Kreis; die Fusion; die Handwerksgilde; der Geselligkeitsverein

Translation Matrix for gilde:

NounRelated TranslationsOther Translations
Fachverband beroepsvereniging; gilde bedrijfschap
Fusion bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging Fusion; fusie; samensmelting
Gemeinschaft ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aansluiting; band; bond; broederschap; burgers; connectie; coöperatie; gemeenschap; genootschap; geslachtsgemeenschap; liaison; link; omgang; onderling verband; paring; relatie; samenhang; samenwerkingsverband; schakel; sociëteit; soos; verband; verbinding; vereniging; verkeer; verwantschap
Genossenschaft ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging akkoord; band; bedrijf; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; coöperatie; federatie; firma; genootschap; gezelschap; handelsbedrijf; handelshuis; liga; maatschap; maatschappij; onderneming; pact; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; unie; vennootschap; verbond; verdrag; vereniging
Geselligkeitsverein bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vereniging gezelschap; sociëteit; soos
Gesellschaft ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging Mij; aantal personen bijeen; bedrijf; bond; broederschap; concern; genootschap; gezelschap; groep; maatschappij; onderneming; samenleving; sociëteit; soos; vennootschap; vereniging
Gilde ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging beroepsorganisatie; bond; broederschap; coöperatie; genootschap; georganiseerd gezelschap; samenwerkingsverband; sociëteit; vereniging
Gruppe ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging aantal personen bijeen; clubje; distributiegroep; distributielijst; gezelschap; groep; groep contactpersonen; partij; ploeg; team; werkgroep
Handwerksgilde ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging ambachtsgilde; handwerkersverbond; handwerksgilde
Klub ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging bond; broederschap; cirkel; club; coöperatie; genootschap; gezelschap; golfclub; golfstick; golfstok; kring; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; vereniging
Korporation ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging akkoord; band; binding; bond; bondgenootschap; broederschap; coöperatie; federatie; genootschap; liga; pact; samenwerkingsverband; sociëteit; studentenbond; studentenvereniging; unie; verbond; verdrag; vereniging
Kreis ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging cirkel; cirkelvorm; kralenkrans; krans; kransje; kring; kringel; kringvormig; leefgebied; rondje; territorium
Runde ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging beurt; draaicirkel; kring; kringel; kringvormig; omgang; partijtje; potje; ringetje; ronde; rondgang; rondje; rondwandeling; spelletje; toer; wedstrijdje; zijn ronde doen
Verein ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; societiet; soos; unie; vakgenootschap; vereniging bond; broederschap; cirkel; coöperatie; genootschap; gezelschap; kring; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; vereniging
Vereinigung ambachtsgilde; bond; club; gilde; orde; organisatie; unie; vakgenootschap; vereniging bond; broederschap; coöperatie; eenwording; genootschap; samenwerkingsverband; sociëteit; soos; vereniging

Related Words for "gilde":

  • gildes

Wiktionary Translations for gilde:


Cross Translation:
FromToVia
gilde Zunft; Gilde guild — association of tradespeople
gilde Handwerk trade — skilled practice of an occupation

gilde form of gillen:

gillen verb (gil, gilt, gilde, gilden, gegild)

  1. gillen (schreeuwen; krijsen)
    schreien; plärren
    • schreien verb (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • plärren verb (plärre, plärrst, plärrt, plärrte, plärrtet, geplärr)
  2. gillen (janken; brullen)
    schreien; brüllen; toben; heulen; jubeln; johlen; keifen; jauchzen; herausschreien; lautauf schreien
    • schreien verb (schreie, schreist, schreit, schrie, schriet, geschrien)
    • brüllen verb (brülle, brüllst, brüllt, brüllte, brülltet, gebrüllt)
    • toben verb (tobe, tobst, tobt, tobte, tobtet, getobt)
    • heulen verb (heule, heulst, heult, heulte, heultet, geheult)
    • jubeln verb (juble, jubelst, jubelt, jubelte, jubeltet, gejubelt)
    • johlen verb (johle, johlst, johlt, johlte, johltet, gejohlt)
    • keifen verb (keife, keifst, keift, keifte, keiftet, gekeift)
    • jauchzen verb (jauchze, jauchzt, jauchzte, jauchztet, gejauchzt)
    • herausschreien verb (schreie heraus, schreist heraus, schreit heraus, schrie heraus, schriet heraus, herausgeschrieen)
    • lautauf schreien verb (schreie lautauf, schreist lautauf, schreit lautauf, schrie lautauf, schriet lautauf, lautauf geschrieen)

Conjugations for gillen:

o.t.t.
  1. gil
  2. gilt
  3. gilt
  4. gillen
  5. gillen
  6. gillen
o.v.t.
  1. gilde
  2. gilde
  3. gilde
  4. gilden
  5. gilden
  6. gilden
v.t.t.
  1. heb gegild
  2. hebt gegild
  3. heeft gegild
  4. hebben gegild
  5. hebben gegild
  6. hebben gegild
v.v.t.
  1. had gegild
  2. had gegild
  3. had gegild
  4. hadden gegild
  5. hadden gegild
  6. hadden gegild
o.t.t.t.
  1. zal gillen
  2. zult gillen
  3. zal gillen
  4. zullen gillen
  5. zullen gillen
  6. zullen gillen
o.v.t.t.
  1. zou gillen
  2. zou gillen
  3. zou gillen
  4. zouden gillen
  5. zouden gillen
  6. zouden gillen
diversen
  1. gil!
  2. gilt!
  3. gegild
  4. gillend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

gillen [de ~] nomen, plural

  1. de gillen (schreeuwen; roepen; kreten)
    der Schreien

Translation Matrix for gillen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Schreien gillen; kreten; roepen; schreeuwen gebrul; gebulder; gekrijs; geroep; gescheld; geschreeuw; getier; lokroep; loktoon; roep
VerbRelated TranslationsOther Translations
brüllen brullen; gillen; janken blaffen; blèren; brullen; bulderen; bulken; daveren; fulmineren; het uitgillen; huilen; janken; joelen; krijsen; kwaad zijn; razen; schreeuwen; schuimbekken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden; woedend zijn
herausschreien brullen; gillen; janken blaffen; brullen; bulderen; het uitgillen; janken; joelen; jubelen; juichen; schreeuwen; snikken; uitbrullen; uitgillen; uitjouwen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
heulen brullen; gillen; janken blèren; brullen; emmeren; het uitgillen; huilen; janken; krijsen; schreien; sniffen; snikken; snotteren; uitroepen; uitschreeuwen; wenen
jauchzen brullen; gillen; janken joelen; jubelen; juichen; uitjouwen
johlen brullen; gillen; janken blaffen; brullen; bulderen; het uitgillen; joelen; jubelen; juichen; schreeuwen; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen
jubeln brullen; gillen; janken aanmoedigen; aanvuren; bejubelen; bemoedigen; joelen; jubelen; juichen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; uitjouwen
keifen brullen; gillen; janken donderen; kiften; kijven; krakelen; ruzie maken; ruziën; tekeergaan; twisten; uit de slof schieten; uitvaren
lautauf schreien brullen; gillen; janken joelen; jubelen; juichen; roepen; uitjouwen
plärren gillen; krijsen; schreeuwen blèren; huilen; janken; snikken; wenen
schreien brullen; gillen; janken; krijsen; schreeuwen blaffen; blèren; brullen; bulderen; het uitgillen; huilen; janken; joelen; jubelen; juichen; roepen; schreeuwen; schreien; snikken; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen
toben brullen; gillen; janken brullen; dollen; fulmineren; het uitgillen; joelen; jubelen; juichen; kwaad zijn; lawaai maken; ravotten; razen; schuimbekken; stoeien; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitjouwen; uitroepen; uitschreeuwen; vuilbekken; wild rennen; wild spelen; woedend zijn; woest spelen; zich uitleven

Related Words for "gillen":


Wiktionary Translations for gillen:

gillen
verb
  1. een harde schelle ongearticuleerde uitroep slaken

Cross Translation:
FromToVia
gillen schreien cry — intransitive: to shout, scream, yell
gillen heulen; zetern clamermanifester son opinion par des termes violents, par des cris.

Related Translations for gilde