Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanschroeven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanschroeven from Dutch to German

aanschroeven:

aanschroeven verb (schroef aan, schroeft aan, schroefde aan, schroefden aan, aangeschroefd)

  1. aanschroeven (vastschroeven)
    anziehen; andrehen; anschrauben; festschrauben; festdrehen
    • anziehen verb (ziehe an, ziehst an, zieht an, zog an, zogt an, angezogen)
    • andrehen verb (drehe an, drehst an, dreht an, drehte an, drehtet an, angedreht)
    • anschrauben verb (schraube an, schraubst an, schraubt an, schraubte an, schraubtet an, angeschraubt)
    • festschrauben verb (schraube fest, schraubst fest, schraubt fest, schraubte fest, schraubtet fest, festgeschraubt)
    • festdrehen verb (drehe fest, drehst fest, dreht fest, drehte fest, drehtet fest, festgedreht)

Conjugations for aanschroeven:

o.t.t.
  1. schroef aan
  2. schroeft aan
  3. schroeft aan
  4. schroeven aan
  5. schroeven aan
  6. schroeven aan
o.v.t.
  1. schroefde aan
  2. schroefde aan
  3. schroefde aan
  4. schroefden aan
  5. schroefden aan
  6. schroefden aan
v.t.t.
  1. heb aangeschroefd
  2. hebt aangeschroefd
  3. heeft aangeschroefd
  4. hebben aangeschroefd
  5. hebben aangeschroefd
  6. hebben aangeschroefd
v.v.t.
  1. had aangeschroefd
  2. had aangeschroefd
  3. had aangeschroefd
  4. hadden aangeschroefd
  5. hadden aangeschroefd
  6. hadden aangeschroefd
o.t.t.t.
  1. zal aanschroeven
  2. zult aanschroeven
  3. zal aanschroeven
  4. zullen aanschroeven
  5. zullen aanschroeven
  6. zullen aanschroeven
o.v.t.t.
  1. zou aanschroeven
  2. zou aanschroeven
  3. zou aanschroeven
  4. zouden aanschroeven
  5. zouden aanschroeven
  6. zouden aanschroeven
diversen
  1. schroef aan!
  2. schroeft aan!
  3. aangeschroefd
  4. aanschroevende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanschroeven [znw.] nomen

  1. aanschroeven (vastschroeven)
    fester Andrehen; Anziehen

Translation Matrix for aanschroeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anziehen aanschroeven; vastschroeven aandoen; aankleden; aantrekken; accelereren; haal; kleden; optrekken; ruk; straktrekken; trek; versnellen
fester Andrehen aanschroeven; vastschroeven
VerbRelated TranslationsOther Translations
andrehen aanschroeven; vastschroeven aandraaien; dichtschroeven; door draaien vastmaken; lenen; loskrijgen; losmaken; lostornen; ontlenen; tornen; uithalen; uittrekken; vastschroeven
anschrauben aanschroeven; vastschroeven aandraaien; dichtschroeven; door draaien vastmaken; schroeven; vastschroeven
anziehen aanschroeven; vastschroeven aandoen; aandraaien; aankleden; aannemen; aantrekken; door draaien vastmaken; in dienst nemen; inhuren; omhoogkomen; omhoogtrekken; opstijgen; opvliegen
festdrehen aanschroeven; vastschroeven aandraaien; door draaien vastmaken; vastdraaien
festschrauben aanschroeven; vastschroeven aandraaien; dichtschroeven; door draaien vastmaken; schroeven; vastschroeven

Wiktionary Translations for aanschroeven:

aanschroeven
verb
  1. transitiv: etwas mit einer Schraube befestigen oder zusammensetzen