Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. wegsturen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for wegsturen from Dutch to Swedish

wegsturen:

wegsturen verb (stuur weg, stuurt weg, stuurde weg, stuurden weg, weggestuurd)

  1. wegsturen (ontslaan; ontheffen; verzenden; wegzenden; uitsturen)
    sparka; avskeda
    • sparka verb (sparkar, sparkade, sparkat)
    • avskeda verb (avskedar, avskedade, avskedat)
  2. wegsturen (afwimpelen; afschepen)
    avfärda
    • avfärda verb (avfärdar, avfärdade, avfärdat)
  3. wegsturen (opsturen; verzenden; sturen; )
    skicka; sända
    • skicka verb (skickar, skickade, skickat)
    • sända verb (sänder, sändde, sänt)
  4. wegsturen (wegzenden; verzenden; sturen; )
    skicka; sända; avsända
    • skicka verb (skickar, skickade, skickat)
    • sända verb (sänder, sändde, sänt)
    • avsända verb (avsänder, avsände, avsänt)

Conjugations for wegsturen:

o.t.t.
  1. stuur weg
  2. stuurt weg
  3. stuurt weg
  4. sturen weg
  5. sturen weg
  6. sturen weg
o.v.t.
  1. stuurde weg
  2. stuurde weg
  3. stuurde weg
  4. stuurden weg
  5. stuurden weg
  6. stuurden weg
v.t.t.
  1. heb weggestuurd
  2. hebt weggestuurd
  3. heeft weggestuurd
  4. hebben weggestuurd
  5. hebben weggestuurd
  6. hebben weggestuurd
v.v.t.
  1. had weggestuurd
  2. had weggestuurd
  3. had weggestuurd
  4. hadden weggestuurd
  5. hadden weggestuurd
  6. hadden weggestuurd
o.t.t.t.
  1. zal wegsturen
  2. zult wegsturen
  3. zal wegsturen
  4. zullen wegsturen
  5. zullen wegsturen
  6. zullen wegsturen
o.v.t.t.
  1. zou wegsturen
  2. zou wegsturen
  3. zou wegsturen
  4. zouden wegsturen
  5. zouden wegsturen
  6. zouden wegsturen
diversen
  1. stuur weg!
  2. stuurt weg!
  3. weggestuurd
  4. wegsturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

wegsturen [znw.] nomen

  1. wegsturen (afzenden; versturen; verzenden; posten)

Translation Matrix for wegsturen:

NounRelated TranslationsOther Translations
postförsendelse afzenden; posten; versturen; verzenden; wegsturen
skicka verzending
VerbRelated TranslationsOther Translations
avfärda afschepen; afwimpelen; wegsturen bruuskeren; onheus bejegenen; van zich afzetten
avskeda ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; dwingen ontslag te nemen; eruit gooien; van zijn positie verdrijven
avsända opsturen; posten; sturen; toezenden; verzenden; wegsturen; wegzenden versturen; zenden
skicka opsturen; posten; sturen; toezenden; verzenden; wegsturen; wegzenden aanbieden; aangeven; aanleveren; aanreiken; afleveren; bezorgen; brengen; geven; leveren; overhandigen; reiken; toeleveren; versturen; verzenden; zenden
sparka ontheffen; ontslaan; uitsturen; verzenden; wegsturen; wegzenden aan de dijk zetten; afdanken; afvloeien; congé geven; eruit gooien; in werking stellen; opstarten; schoppen; trappen; trappen geven; van zijn positie verdrijven
sända opsturen; posten; sturen; toezenden; verzenden; wegsturen; wegzenden rondstralen; uitstralen; uitzenden; versturen; zenden

Related Definitions for "wegsturen":

  1. bij je vandaan sturen1
    • de leraar stuurde me weg1

Wiktionary Translations for wegsturen:


Cross Translation:
FromToVia
wegsturen avskeda; ta avsked av congédier — Autoriser ou inviter quelqu’un à se retirer.
wegsturen avskeda; entlediga; avvisa renvoyer — Congédier quelqu’un