Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. verbroken:
  2. verbreken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verbroken from Dutch to Swedish

verbroken:

verbroken adj

  1. verbroken (gebroken)
  2. verbroken

Translation Matrix for verbroken:

NounRelated TranslationsOther Translations
trasigt feil; fout; incorrectheid; onjuistheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
frånkopplad verbroken offline
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bruten gebroken; verbroken aan scherven; beschadigd; gebarsten; gebroken; geknikt; kapot; stuk
brutet gebroken; verbroken beschadigd; gebarsten; geknikt; kapot; stuk
trasig gebroken; verbroken aan flarden; aan scherven; aan stukken; gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; stuk; stukgebroken
trasigt gebroken; verbroken aan flarden; aan stukken; beschadigd; buiten gebruik; defect; gebarsten; gebroken; geruineerd; kapot; naar de knoppen; onklaar; stuk; stukgebroken

Wiktionary Translations for verbroken:


Cross Translation:
FromToVia
verbroken bruten broken — disconnected

verbreken:

verbreken verb (verbreek, verbreekt, verbrak, verbraken, verbroken)

  1. verbreken (beëindigen; afbreken; ontbinden; )
    avbryta; skilja; splittra; söndra
    • avbryta verb (avbryter, avbröt, avbrutit)
    • skilja verb (skiljer, skiljde, skilt)
    • splittra verb (splittrar, splittrade, splittrat)
    • söndra verb (söndrar, söndrade, söndrat)

Conjugations for verbreken:

o.t.t.
  1. verbreek
  2. verbreekt
  3. verbreekt
  4. verbreken
  5. verbreken
  6. verbreken
o.v.t.
  1. verbrak
  2. verbrak
  3. verbrak
  4. verbraken
  5. verbraken
  6. verbraken
v.t.t.
  1. heb verbroken
  2. hebt verbroken
  3. heeft verbroken
  4. hebben verbroken
  5. hebben verbroken
  6. hebben verbroken
v.v.t.
  1. had verbroken
  2. had verbroken
  3. had verbroken
  4. hadden verbroken
  5. hadden verbroken
  6. hadden verbroken
o.t.t.t.
  1. zal verbreken
  2. zult verbreken
  3. zal verbreken
  4. zullen verbreken
  5. zullen verbreken
  6. zullen verbreken
o.v.t.t.
  1. zou verbreken
  2. zou verbreken
  3. zou verbreken
  4. zouden verbreken
  5. zouden verbreken
  6. zouden verbreken
diversen
  1. verbreek!
  2. verbreekt!
  3. verbroken
  4. verbrekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verbreken [znw.] nomen

  1. verbreken (onderbreking; onderbreken)
    uppehåll; paus; avbrott; avbrytande

Translation Matrix for verbreken:

NounRelated TranslationsOther Translations
avbrott onderbreken; onderbreking; verbreken IRQ; breuk; interrupt; interruptaanvraag; interruptie; onderbreking; pauze; reces; speelkwartier; storing; tussenpoos; verbreking; verderf
avbrytande onderbreken; onderbreking; verbreken afzegging; storing
paus onderbreken; onderbreking; verbreken halt; intermezzo; onderbreking; pauze; reces; rust; rustpauze; rustpoos; ruststand; rusttijd; steuntje; tussenpoos; tussenpozen; tussenspel; verpozing
uppehåll onderbreken; onderbreking; verbreken onderbreking; pauze; tussenpoos
VerbRelated TranslationsOther Translations
avbryta afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen afbreken; annuleren; in de rede vallen; interrumperen; onderbreken; verwijderen
skilja afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen
splittra afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen ergens uitscheuren; splinteren; tot splinters breken; uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen; versplinteren
söndra afbreken; beëindigen; forceren; ontbinden; opheffen; stukmaken; verbreken; verbrijzelen

Wiktionary Translations for verbreken:


Cross Translation:
FromToVia
verbreken avbryta; bryta; knäcka; krossa briserrompre, mettre en pièces.