Summary
Dutch
Detailed Translations for slingerend from Dutch to Swedish
slingerend:
-
slingerend (heen en weer zwaaiend)
-
slingerend (bochtig)
-
slingerend (gekronkeld; geslingerd)
Translation Matrix for slingerend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
förvridad | gekronkeld; geslingerd; slingerend | |
krokig | bochtig; slingerend | gebogen; gekromd; krom |
krokigt | bochtig; slingerend | |
pendlande | heen en weer zwaaiend; slingerend | |
svängande | bochtig; slingerend |
slingerend form of slingeren:
-
slingeren (heen en weer zwaaien; schommelen; wiebelen; wiegen)
-
slingeren (zwaaien; heen en weer zwaaien; zwenken)
-
slingeren (gooien)
-
slingeren (bengelen)
-
slingeren (rondslingeren)
Conjugations for slingeren:
o.t.t.
- slinger
- slingert
- slingert
- slingeren
- slingeren
- slingeren
o.v.t.
- slingerde
- slingerde
- slingerde
- slingerden
- slingerden
- slingerden
v.t.t.
- heb geslingerd
- hebt geslingerd
- heeft geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
v.v.t.
- had geslingerd
- had geslingerd
- had geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
o.t.t.t.
- zal slingeren
- zult slingeren
- zal slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
o.v.t.t.
- zou slingeren
- zou slingeren
- zou slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
en verder
- ben geslingerd
- bent geslingerd
- is geslingerd
- zijn geslingerd
- zijn geslingerd
- zijn geslingerd
diversen
- slinger!
- slingert!
- geslingerd
- slingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for slingeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
gunga | schommel | |
kasta | gesmijt; gooi; handeling van gooien; worp | |
vagga | houder; kribbe; schommelbedje; slaapplaats voor baby's; wieg | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
dängla | bengelen; slingeren | |
gunga | bengelen; heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen; zwaaien; zwenken | beven; deinen; golven; schommelen; schudden; trillen; wiegelen; wiegen |
kasta | gooien; slingeren | afsmijten; afwerpen; keilen; kelderen; ontdoen; smijten; sodemieteren; zakken; zich van iets ontdoen |
slänga omkring | rondslingeren; slingeren | |
svaja | heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen | wiegelen |
vagga | heen en weer zwaaien; schommelen; slingeren; wiebelen; wiegen | deinen; golven; schommelen; waggelen; wiegelen; wiegen |
Related Words for "slingeren":
Wiktionary Translations for slingeren:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• slingeren | → meandra | ↔ mäandern — Geographie: (bezogen auf Flüsse, Bäche) einen gewundenen Verlauf wie der Mäander aufweisen, sich in Mäanderform bewegen |
• slingeren | → slunga | ↔ sling — to throw |
• slingeren | → svinga | ↔ agiter — Traductions à trier suivant le sens |
• slingeren | → svinga | ↔ brandir — agiter dans sa main une arme, comme si on se préparer à frapper. |
External Machine Translations: