Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. por:
  2. porren:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for por from Dutch to Swedish

por:

por [de ~ (m)] nomen

  1. de por (duwtje; stoot; zet; duw; stootje)
    slag; stöt; dunk; bump; lätt knuff

Translation Matrix for por:

NounRelated TranslationsOther Translations
bump duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
dunk duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet bons; pof
lätt knuff duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
slag duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet aard; dreun; drevels; geklots; hengst; jens; klap; klop; knal; lel; mep; muilpeer; opdoffers; opdonder; opdonders; opduvel; opduvels; oplawaai; oplawaaien; pets; peut; pol; revers; shocks; slag; soort; stempels; stoot; tik; toegebrachte klap; uithaal; vuistslag
stöt duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet bons; geschok; geschud; hengst; hobbeling; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; pof; stoot; stuwdruk
OtherRelated TranslationsOther Translations
stöt botsing

Related Words for "por":


porren:

porren verb (por, port, porde, porden, gepord)

  1. porren (een por geven; stoten)
    jabba; sticka; stöta; smocka till
    • jabba verb (jabbar, jabbade, jabbat)
    • sticka verb (sticker, stack, stuckit)
    • stöta verb (stöter, stötte, stött)
    • smocka till verb (smockar till, smockade till, smockat till)
  2. porren (aanjagen; aansporen; opjutten)
    påskynda; skjuta på
    • påskynda verb (påskyndar, påskyndade, påskyndat)
    • skjuta på verb (skjuter på, sköt på, skjutit på)

Conjugations for porren:

o.t.t.
  1. por
  2. port
  3. port
  4. porren
  5. porren
  6. porren
o.v.t.
  1. porde
  2. porde
  3. porde
  4. porden
  5. porden
  6. porden
v.t.t.
  1. heb gepord
  2. hebt gepord
  3. heeft gepord
  4. hebben gepord
  5. hebben gepord
  6. hebben gepord
v.v.t.
  1. had gepord
  2. had gepord
  3. had gepord
  4. hadden gepord
  5. hadden gepord
  6. hadden gepord
o.t.t.t.
  1. zal porren
  2. zult porren
  3. zal porren
  4. zullen porren
  5. zullen porren
  6. zullen porren
o.v.t.t.
  1. zou porren
  2. zou porren
  3. zou porren
  4. zouden porren
  5. zouden porren
  6. zouden porren
en verder
  1. ben gepord
  2. bent gepord
  3. is gepord
  4. zijn gepord
  5. zijn gepord
  6. zijn gepord
diversen
  1. por!
  2. port!
  3. gepord
  4. porrend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

porren [het ~] nomen

  1. het porren (aanstoten)

Translation Matrix for porren:

NounRelated TranslationsOther Translations
petande aanstoten; porren
VerbRelated TranslationsOther Translations
jabba een por geven; porren; stoten
påskynda aanjagen; aansporen; opjutten; porren accelereren; bevorderen; gas geven; naar voren plaatsen; optrekken van auto; promoveren; vervroegen; vroeger uitvoeren dan gepland
skjuta på aanjagen; aansporen; opjutten; porren beschieten; bestoken; neerschieten; opschorten; opschuiven; rekken; schieten op; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven
smocka till een por geven; porren; stoten
sticka een por geven; porren; stoten aftroeven; breien; doorprikken; klitten; openprikken; opkrassen; overtroeven; prikken; prikken in; samenplakken; steken; steken geven; voorsnijden
stöta een por geven; porren; stoten dringen; duwen; grijpen; kneuzen; toeslaan

Related Words for "porren":


Wiktionary Translations for porren:


Cross Translation:
FromToVia
porren fingra; peta finger — to poke
porren peta poke — to jab with a pointed object such as a finger or a stick
porren puffa till stupsen — (umgangssprachlich) (transitiv) jemanden leicht anstoßen; mit dem Ellenbogen schubsen, um etwas zu signalisieren

Related Translations for por