Dutch

Detailed Translations for passen in from Dutch to Swedish

passen in:

passen in verb

  1. passen in (inpassen)
    insätta; stoppa in; passa in i; passa i
    • insätta verb (insätt, insättad, insatt)
    • stoppa in verb (stoppar in, stoppade in, stoppat in)
    • passa in i verb (passar in i, passade in i, passat in i)
    • passa i verb (passar i, passade i, passat i)

Translation Matrix for passen in:

VerbRelated TranslationsOther Translations
insätta inpassen; passen in aanbetalen; deponeren; storten
passa i inpassen; passen in
passa in i inpassen; passen in
stoppa in inpassen; passen in binnensteken; iemand instoppen; insteken; instoppen; toedekken

passen in form of inpassen:

inpassen verb (pas in, past in, paste in, pasten in, ingepast)

  1. inpassen (erin passen)
    passa in
    • passa in verb (passar in, passade in, passat in)
  2. inpassen (passen in)
    insätta; stoppa in; passa i; passa in i
    • insätta verb (insätt, insättad, insatt)
    • stoppa in verb (stoppar in, stoppade in, stoppat in)
    • passa i verb (passar i, passade i, passat i)
    • passa in i verb (passar in i, passade in i, passat in i)
  3. inpassen (zich thuisvoelen)
    känna sig som hemma; göra sig hemmastadd

Conjugations for inpassen:

o.t.t.
  1. pas in
  2. past in
  3. past in
  4. passen in
  5. passen in
  6. passen in
o.v.t.
  1. paste in
  2. paste in
  3. paste in
  4. pasten in
  5. pasten in
  6. pasten in
v.t.t.
  1. heb ingepast
  2. hebt ingepast
  3. heeft ingepast
  4. hebben ingepast
  5. hebben ingepast
  6. hebben ingepast
v.v.t.
  1. had ingepast
  2. had ingepast
  3. had ingepast
  4. hadden ingepast
  5. hadden ingepast
  6. hadden ingepast
o.t.t.t.
  1. zal inpassen
  2. zult inpassen
  3. zal inpassen
  4. zullen inpassen
  5. zullen inpassen
  6. zullen inpassen
o.v.t.t.
  1. zou inpassen
  2. zou inpassen
  3. zou inpassen
  4. zouden inpassen
  5. zouden inpassen
  6. zouden inpassen
en verder
  1. ben ingepast
  2. bent ingepast
  3. is ingepast
  4. zijn ingepast
  5. zijn ingepast
  6. zijn ingepast
diversen
  1. pas in!
  2. past in!
  3. ingepast
  4. inpassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for inpassen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
göra sig hemmastadd inpassen; zich thuisvoelen
insätta inpassen; passen in aanbetalen; deponeren; storten
känna sig som hemma inpassen; zich thuisvoelen
passa i inpassen; passen in
passa in erin passen; inpassen bijpassen; erbij passen; invoegen; overgaan op nieuwe rijbaan; passen
passa in i inpassen; passen in
stoppa in inpassen; passen in binnensteken; iemand instoppen; insteken; instoppen; toedekken

External Machine Translations:

Related Translations for passen in