Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. lossen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for lossen from Dutch to Swedish

lossen:

lossen verb (los, lost, loste, losten, gelost)

  1. lossen (iets uitladen; ontladen; afladen)
    last ur
    • last ur verb (lastar ur, lastade ur, lastat ur)
  2. lossen (uitladen)
    lasta av; ladda ur
    • lasta av verb (lastar av, lastade av, lastat av)
    • ladda ur verb (laddar ur, laddade ur, laddat ur)

Conjugations for lossen:

o.t.t.
  1. los
  2. lost
  3. lost
  4. lossen
  5. lossen
  6. lossen
o.v.t.
  1. loste
  2. loste
  3. loste
  4. losten
  5. losten
  6. losten
v.t.t.
  1. heb gelost
  2. hebt gelost
  3. heeft gelost
  4. hebben gelost
  5. hebben gelost
  6. hebben gelost
v.v.t.
  1. had gelost
  2. had gelost
  3. had gelost
  4. hadden gelost
  5. hadden gelost
  6. hadden gelost
o.t.t.t.
  1. zal lossen
  2. zult lossen
  3. zal lossen
  4. zullen lossen
  5. zullen lossen
  6. zullen lossen
o.v.t.t.
  1. zou lossen
  2. zou lossen
  3. zou lossen
  4. zouden lossen
  5. zouden lossen
  6. zouden lossen
en verder
  1. ben gelost
  2. bent gelost
  3. is gelost
  4. zijn gelost
  5. zijn gelost
  6. zijn gelost
diversen
  1. los!
  2. lost!
  3. gelost
  4. lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lossen [het ~] nomen

  1. het lossen (afladen; uitladen)
    urlastning

Translation Matrix for lossen:

NounRelated TranslationsOther Translations
urlastning afladen; lossen; uitladen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ladda ur lossen; uitladen
last ur afladen; iets uitladen; lossen; ontladen
lasta av lossen; uitladen van gewicht ontdoen; verlichten

Related Definitions for "lossen":

  1. er de lading uithalen1
    • het schip werd in Rotterdam gelost1
  2. het niet langer vasthouden1
    • de duiven werden gelost1

Wiktionary Translations for lossen:


Cross Translation:
FromToVia
lossen släppa; frigöra; gå sönder lâcherdétendre, desserrer quelque chose.

Related Translations for lossen