Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. kruid:
  2. kruiden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kruid from Dutch to Swedish

kruid:

kruid [het ~] nomen

  1. het kruid (specerij; kruiderij)
    krydda

Translation Matrix for kruid:

NounRelated TranslationsOther Translations
krydda kruid; kruiderij; specerij kruiderij
VerbRelated TranslationsOther Translations
krydda kruiden; kruiden toevoegen

Related Words for "kruid":

  • kruidden, kruidje, kruidjes

Related Definitions for "kruid":

  1. plant die dient als geneesmiddel of als smaakstof in het eten1
    • heb je al kruiden op het vlees gedaan?1

Wiktionary Translations for kruid:

kruid
noun
  1. voeding|nld aromatische plant

Cross Translation:
FromToVia
kruid smakförstärkare condiment — something used to enhance flavor
kruid ört herb — plant used to flavour food
kruid ört herb — plant used in medicine
kruid krydda spice — plant matter used to season or flavour food
kruid gräs; ört herbe — botan|fr (sens strict) Un végétal vert, monocotylédone ou dicotylédone, à tige fine et molle car non ligneuse (pas un tronc ni une stipe), vivace ou annuel, et qui perd tiges et feuilles en hiver.

kruid form of kruiden:

kruiden [de ~] nomen, plural

  1. de kruiden (specerijen; smaakstoffen)
  2. de kruiden (kruiderij)

kruiden verb (kruid, kruidt, kruidde, kruidden, gekruid)

  1. kruiden (kruiden toevoegen)
    krydda; ge smak åt
    • krydda verb (kryddar, kryddade, kryddat)
    • ge smak åt verb (ger smak åt, gav smak åt, givit smak åt)

Conjugations for kruiden:

o.t.t.
  1. kruid
  2. kruidt
  3. kruidt
  4. kruiden
  5. kruiden
  6. kruiden
o.v.t.
  1. kruidde
  2. kruidde
  3. kruidde
  4. kruidden
  5. kruidden
  6. kruidden
v.t.t.
  1. heb gekruid
  2. hebt gekruid
  3. heeft gekruid
  4. hebben gekruid
  5. hebben gekruid
  6. hebben gekruid
v.v.t.
  1. had gekruid
  2. had gekruid
  3. had gekruid
  4. hadden gekruid
  5. hadden gekruid
  6. hadden gekruid
o.t.t.t.
  1. zal kruiden
  2. zult kruiden
  3. zal kruiden
  4. zullen kruiden
  5. zullen kruiden
  6. zullen kruiden
o.v.t.t.
  1. zou kruiden
  2. zou kruiden
  3. zou kruiden
  4. zouden kruiden
  5. zouden kruiden
  6. zouden kruiden
en verder
  1. ben gekruid
  2. bent gekruid
  3. is gekruid
  4. zijn gekruid
  5. zijn gekruid
  6. zijn gekruid
diversen
  1. kruid!
  2. kruidt!
  3. gekruid
  4. kruidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kruiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
krydda kruid; kruiderij; specerij
kryddor kruiden; smaakstoffen; specerijen
smaksättare kruiden; smaakstoffen; specerijen smaakmaker
säsonger kruiden; kruiderij
örter kruiden; smaakstoffen; specerijen
VerbRelated TranslationsOther Translations
ge smak åt kruiden; kruiden toevoegen
krydda kruiden; kruiden toevoegen

Wiktionary Translations for kruiden:


Cross Translation:
FromToVia
kruiden krydda GewürzPflanzenteile (besonders von Kraut), die gemahlen oder ganz einer Speise beigemengt werden, um ihren Geschmack zu verbessern
kruiden krydda season — to flavour food
kruiden krydda spice — to add spice or spices to