Summary


Dutch

Detailed Translations for hard werken from Dutch to Swedish

hard werken:

hard werken verb (werk hard, werkt hard, werkte hard, werkten hard, hard gewerkt)

  1. hard werken (aanpoten; flink aanpakken)
    plugga; slita; arbeta hårt
    • plugga verb (pluggar, pluggade, pluggat)
    • slita verb (sliter, slet, slitit)
    • arbeta hårt verb (arbetar hårt, arbetade hårt, arbetat hårt)
  2. hard werken (half dood werken; afbeulen; kapotwerken; )
    jobba natt och dag; arbeta hårt; jobba ihjäl sig
    • jobba natt och dag verb (jobbar natt och dag, jobbade natt och dag, jobbat natt och dag)
    • arbeta hårt verb (arbetar hårt, arbetade hårt, arbetat hårt)
    • jobba ihjäl sig verb (jobbar ihjäl sig, jobbade ihjäl sig, jobbat ihjäl sig)

Conjugations for hard werken:

o.t.t.
  1. werk hard
  2. werkt hard
  3. werkt hard
  4. werken hard
  5. werken hard
  6. werken hard
o.v.t.
  1. werkte hard
  2. werkte hard
  3. werkte hard
  4. werkten hard
  5. werkten hard
  6. werkten hard
v.t.t.
  1. heb hard gewerkt
  2. hebt hard gewerkt
  3. heeft hard gewerkt
  4. hebben hard gewerkt
  5. hebben hard gewerkt
  6. hebben hard gewerkt
v.v.t.
  1. had hard gewerkt
  2. had hard gewerkt
  3. had hard gewerkt
  4. hadden hard gewerkt
  5. hadden hard gewerkt
  6. hadden hard gewerkt
o.t.t.t.
  1. zal hard werken
  2. zult hard werken
  3. zal hard werken
  4. zullen hard werken
  5. zullen hard werken
  6. zullen hard werken
o.v.t.t.
  1. zou hard werken
  2. zou hard werken
  3. zou hard werken
  4. zouden hard werken
  5. zouden hard werken
  6. zouden hard werken
diversen
  1. werk hard!
  2. werkt hard!
  3. hard gewerkt
  4. hard werkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for hard werken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arbeta hårt aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; flink aanpakken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
jobba ihjäl sig aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
jobba natt och dag aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
plugga aanpoten; flink aanpakken; hard werken afslijpen; erafslijpen; vossen
slita aanpoten; flink aanpakken; hard werken afslijpen; erafslijpen; ergens uitscheuren; inscheuren; rafels loslaten; scheuren; uitrafelen

External Machine Translations:

Related Translations for hard werken