Dutch

Detailed Translations for bobbel from Dutch to Swedish

bobbel:

bobbel [de ~ (m)] nomen

  1. de bobbel (buil; knobbel; bult)
    svullnad
  2. de bobbel (hobbel; ongelijkheid; oneffenheid)
    hinder; knöl; ojämnhet
  3. de bobbel (zwelling; bolling; steenpuist; )
    bula; blåmärke; svällning
  4. de bobbel (zwelling; bolling; pukkel; )
    böld; svullnande
  5. de bobbel (uitstulping; uitpuiling)

Translation Matrix for bobbel:

NounRelated TranslationsOther Translations
blåmärke bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling
bula bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling bluts; deuk; instulping; kwetsuur; letsel
böld bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling abces; bluts; etterbuil; steenpuist
hinder bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid afhouden; belemmering; beletsel; beletten; bemoeilijking; breidel; hinder; hindernis; klip; obstakel; obstructie; overlast; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; weerhouden
knöl bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid boerenlul; gek; hobbel; hondsvot; hork; knobbel; knoest; kwast; kwetsuur; letsel; lummel; mallerd; malloot; pias; zot; zottin
ojämnhet bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid grofheid; hobbeligheid; hobbeling; oneffenheid; opgezwollenheid; ruw van makelij; ruwheid
svullnad bobbel; buil; bult; knobbel kwetsuur; letsel; opgezwollen plek; opzetting; zwelling
svullnande bobbel; bolling; buil; bult; opgezwollen plek; opzetting; pukkel; zwelling
svällning bobbel; bolling; buil; bult; dikte; opgezwollen plek; steenpuist; zwelling trap uitvoeren
utpulande bobbel; uitpuiling; uitstulping

Related Words for "bobbel":