Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. berechten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for berechten from Dutch to Swedish

berechten:

berechten verb (berecht, berechtte, berechtten, berecht)

  1. berechten (vervolgen)
    rannsaka; döma; sitta till doms
    • rannsaka verb (rannsakar, rannsakade, rannsakat)
    • döma verb (dömer, dömde, dömt)
    • sitta till doms verb (sitter till doms, satt till doms, suttit till doms)

Conjugations for berechten:

o.t.t.
  1. berecht
  2. berecht
  3. berecht
  4. berechten
  5. berechten
  6. berechten
o.v.t.
  1. berechtte
  2. berechtte
  3. berechtte
  4. berechtten
  5. berechtten
  6. berechtten
v.t.t.
  1. heb berecht
  2. hebt berecht
  3. heeft berecht
  4. hebben berecht
  5. hebben berecht
  6. hebben berecht
v.v.t.
  1. had berecht
  2. had berecht
  3. had berecht
  4. hadden berecht
  5. hadden berecht
  6. hadden berecht
o.t.t.t.
  1. zal berechten
  2. zult berechten
  3. zal berechten
  4. zullen berechten
  5. zullen berechten
  6. zullen berechten
o.v.t.t.
  1. zou berechten
  2. zou berechten
  3. zou berechten
  4. zouden berechten
  5. zouden berechten
  6. zouden berechten
diversen
  1. berecht!
  2. berecht!
  3. berecht
  4. brechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

berechten [znw.] nomen

  1. berechten

Translation Matrix for berechten:

NounRelated TranslationsOther Translations
avkunnande av dom berechten
tilldömande berechten
VerbRelated TranslationsOther Translations
döma berechten; vervolgen verdoemen; veroordelen; veroordelen tot de hel; vonnis uitspreken; vonnissen
rannsaka berechten; vervolgen
sitta till doms berechten; vervolgen

Wiktionary Translations for berechten:


Cross Translation:
FromToVia
berechten döma adjudicate — to settle a legal case or other dispute
berechten pröva try — to put on trial
berechten döma juger — juri|fr décider une affaire, un différend en qualité de juge.