Dutch

Detailed Translations for aantrekken from Dutch to Swedish

aantrekken:

aantrekken verb (trek aan, trekt aan, trok aan, trokken aan, aangetrokken)

  1. aantrekken (aankleden; aandoen)
    klä sig
    • klä sig verb (klär sig, klädde sig, klätt sig)
  2. aantrekken (werven; adverteren)
    rekrytera
    • rekrytera verb (rekryterar, rekryterade, rekryterat)
  3. aantrekken (dichttrekken)
    dra till
    • dra till verb (drar till, drog till, dragit till)
  4. aantrekken (in dienst nemen; aannemen; inhuren)
    anställa; hyra; rekrytera
    • anställa verb (anställer, anställde, anställt)
    • hyra verb (hyr, hyrde, hyrt)
    • rekrytera verb (rekryterar, rekryterade, rekryterat)

Conjugations for aantrekken:

o.t.t.
  1. trek aan
  2. trekt aan
  3. trekt aan
  4. trekken aan
  5. trekken aan
  6. trekken aan
o.v.t.
  1. trok aan
  2. trok aan
  3. trok aan
  4. trokken aan
  5. trokken aan
  6. trokken aan
v.t.t.
  1. heb aangetrokken
  2. hebt aangetrokken
  3. heeft aangetrokken
  4. hebben aangetrokken
  5. hebben aangetrokken
  6. hebben aangetrokken
v.v.t.
  1. had aangetrokken
  2. had aangetrokken
  3. had aangetrokken
  4. hadden aangetrokken
  5. hadden aangetrokken
  6. hadden aangetrokken
o.t.t.t.
  1. zal aantrekken
  2. zult aantrekken
  3. zal aantrekken
  4. zullen aantrekken
  5. zullen aantrekken
  6. zullen aantrekken
o.v.t.t.
  1. zou aantrekken
  2. zou aantrekken
  3. zou aantrekken
  4. zouden aantrekken
  5. zouden aantrekken
  6. zouden aantrekken
diversen
  1. trek aan!
  2. trekt aan!
  3. aangetrokken
  4. aantrekkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aantrekken [znw.] nomen

  1. aantrekken (bekoren; charmeren)
    inviterande; charm
  2. aantrekken (straktrekken)
    tag; drag; ryckning
  3. aantrekken (kleden; aankleden; aandoen)
    klädsel

Translation Matrix for aantrekken:

NounRelated TranslationsOther Translations
charm aantrekken; bekoren; charmeren aanlokkelijkheid; aantrekkelijkheid; aantrekkingskracht; bekoorlijkheid; bekoring; beminnelijkheid; betovering; charme; fascinatie; gratie; liefheid; zoetheid
drag aantrekken; straktrekken gelaatstrek; haal; haaltje; ruk; schaakstukverplaatsing; teugen; tochtwinden; trek; trekje; trekje aan een sigaret; zet
hyra huurcontract; pacht
inviterande aantrekken; bekoren; charmeren
klädsel aandoen; aankleden; aantrekken; kleden bekleding; gewaad; jurk; robe; stoffeerderij; stoffering
ryckning aantrekken; straktrekken
tag aantrekken; straktrekken poos
VerbRelated TranslationsOther Translations
anställa aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren detacheren; tewerkstellen; uitzenden
dra till aantrekken; dichttrekken dichtdoen; dichtmaken; dichtschroeven; sluiten; toedoen; toetrekken; vastschroeven
hyra aannemen; aantrekken; in dienst nemen; inhuren afhuren; charteren; detacheren; huren; pachten; tewerkstellen; uitzenden; verhuren
klä sig aandoen; aankleden; aantrekken kleden; uitmonsteren; zich kleden; zich tooien
rekrytera aannemen; aantrekken; adverteren; in dienst nemen; inhuren; rekruteren; ronselen; werven aanwerven; rekruteren; werven
- aandoen

Synonyms for "aantrekken":


Antonyms for "aantrekken":


Related Definitions for "aantrekken":

  1. een kledingstuk om je heen doen1
    • wil je dat jasje even aantrekken?1
  2. het naar zich toe halen1
    • de magneet trekt ijzer aan1
  3. het strakker doen1
    • hij trok de veters een beetje aan1
  4. interessant vinden1
    • dat plan trekt me niet aan1
  5. je er druk over maken1
    • hij trekt zich het ontslag erg aan1

Wiktionary Translations for aantrekken:


Cross Translation:
FromToVia
aantrekken attrahera; dra draw — to attract
aantrekken locka; stimulera; förmå entice — To lure; to attract by arousing desire or hope.
aantrekken locka anlocken — Interesse erwecken
aantrekken locka till sig anlocken — durch erwecktes Interesse etwas oder jemanden zu sich holen
aantrekken dra till sig anziehen — ohne Berührung zu sich hin ziehen
aantrekken dra åt anziehen — den Zug erhöhen, etwas straff machen
aantrekken använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
aantrekken attrahera; ådraga; draga; locka; tilldraga sig; ådraga sig attirertirer, faire venir à soi.
aantrekken tränga sig in; framtvingas imposer — Traductions à trier suivant le sens
aantrekken lägga; ställa; sätta mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
aantrekken tacka ja till revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.

Related Translations for aantrekken