Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. spellen:
  2. spel:


Dutch

Detailed Synonyms for spellen in Dutch

spellen:

spellen verb (spel, spelt, spelde, spelden, gespeld)

  1. spellen
    spellen; de letters van een woord opnoemen

Conjugations for spellen:

o.t.t.
  1. spel
  2. spelt
  3. spelt
  4. spellen
  5. spellen
  6. spellen
o.v.t.
  1. spelde
  2. spelde
  3. spelde
  4. spelden
  5. spelden
  6. spelden
v.t.t.
  1. heb gespeld
  2. hebt gespeld
  3. heeft gespeld
  4. hebben gespeld
  5. hebben gespeld
  6. hebben gespeld
v.v.t.
  1. had gespeld
  2. had gespeld
  3. had gespeld
  4. hadden gespeld
  5. hadden gespeld
  6. hadden gespeld
o.t.t.t.
  1. zal spellen
  2. zult spellen
  3. zal spellen
  4. zullen spellen
  5. zullen spellen
  6. zullen spellen
o.v.t.t.
  1. zou spellen
  2. zou spellen
  3. zou spellen
  4. zouden spellen
  5. zouden spellen
  6. zouden spellen
en verder
  1. ben gespeld
  2. bent gespeld
  3. is gespeld
  4. zijn gespeld
  5. zijn gespeld
  6. zijn gespeld
diversen
  1. spel!
  2. spelt!
  3. gespeld
  4. spellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "spellen":


spellen form of spel:

spel [het ~] nomen

  1. het spel
    het spel
    • spel [het ~] nomen
  2. het spel
    het spel; de game
    • spel [het ~] nomen
    • game [de ~ (m)] nomen
  3. het spel
    – bezigheid met regels, vaak een wedstrijd 1
    het spel
    – bezigheid met regels, vaak een wedstrijd 1
    • spel [het ~] nomen
      • kaarten is een spel1
  4. het spel
    – wat je nodig hebt voor een spel 1
    het spel
    – wat je nodig hebt voor een spel 1
    • spel [het ~] nomen
      • waar is het schaakspel?1

Related Words for "spel":


Related Definitions for "spel":

  1. bezigheid met regels, vaak een wedstrijd1
    • kaarten is een spel1
  2. wat je nodig hebt voor een spel1
    • waar is het schaakspel?1