Dutch
Detailed Synonyms for schijnen in Dutch
schijnen:
-
schijnen
-
schijnen
-
schijnen
-
schijnen
-
schijnen
– het ziet er zo uit, maar hoeft niet zo te zijn 1 -
schijnen
– licht geven 1
Conjugations for schijnen:
o.t.t.
- schijn
- schijnt
- schijnt
- schijnen
- schijnen
- schijnen
o.v.t.
- scheen
- scheen
- scheen
- schenen
- schenen
- schenen
v.t.t.
- heb geschenen
- hebt geschenen
- heeft geschenen
- hebben geschenen
- hebben geschenen
- hebben geschenen
v.v.t.
- had geschenen
- had geschenen
- had geschenen
- hadden geschenen
- hadden geschenen
- hadden geschenen
o.t.t.t.
- zal schijnen
- zult schijnen
- zal schijnen
- zullen schijnen
- zullen schijnen
- zullen schijnen
o.v.t.t.
- zou schijnen
- zou schijnen
- zou schijnen
- zouden schijnen
- zouden schijnen
- zouden schijnen
en verder
- ben geschenen
- bent geschenen
- is geschenen
- zijn geschenen
- zijn geschenen
- zijn geschenen
diversen
- schijn!
- schijnt!
- geschenen
- schijnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
schijnen
-
schijnen
Related Words for "schijnen":
Alternate Synonyms for "schijnen":
Antonyms for "schijnen":
Related Definitions for "schijnen":
schijn:
-
de schijn
-
de schijn
-
de schijn
-
de schijn