Dutch
Detailed Synonyms for rust in Dutch
rust:
-
de rust
-
de rust
-
de rust
-
de rust
-
de rust
– pauze in voetbalwedstrijd 1 -
de rust
– toestand waarin je niets doet 1 -
de rust
– zonder geluiden of bewegingen 1
Related Words for "rust":
Alternate Synonyms for "rust":
Antonyms for "rust":
Related Definitions for "rust":
rusten:
-
rusten
Conjugations for rusten:
o.t.t.
- rust
- rust
- rust
- rusten
- rusten
- rusten
o.v.t.
- rustte
- rustte
- rustte
- rustten
- rustten
- rustten
v.t.t.
- heb gerust
- hebt gerust
- heeft gerust
- hebben gerust
- hebben gerust
- hebben gerust
v.v.t.
- had gerust
- had gerust
- had gerust
- hadden gerust
- hadden gerust
- hadden gerust
o.t.t.t.
- zal rusten
- zult rusten
- zal rusten
- zullen rusten
- zullen rusten
- zullen rusten
o.v.t.t.
- zou rusten
- zou rusten
- zou rusten
- zouden rusten
- zouden rusten
- zouden rusten
diversen
- rust!
- rust!
- gerust
- rustend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze