Dutch

Detailed Synonyms for jammer in Dutch

jammer:

jammer [de ~ (m)] nomen

  1. de jammer
    de jammer

jammer

  1. jammer
    – waar je je een beetje over beklaagt 1
    jammer
    – waar je je een beetje over beklaagt 1
    • jammer
      • het is jammer dat ik gezakt ben, maar volgende keer beter!1

Related Words for "jammer":


Alternate Synonyms for "jammer":


Related Definitions for "jammer":

  1. waar je je een beetje over beklaagt1
    • het is jammer dat ik gezakt ben, maar volgende keer beter!1

jammer form of jammeren:

jammeren verb (jammer, jammert, jammerde, jammerden, gejammerd)

  1. jammeren
    jammeren; jeremiëren; weeklagen
    • jammeren verb (jammer, jammert, jammerde, jammerden, gejammerd)
    • jeremiëren verb (jeremiëer, jeremiëert, jeremiëerde, jeremiëerden, gejeremiëerd)
    • weeklagen verb (weeklaag, weeklaagt, weeklaagde, weeklaagden, geweeklaagd)

Conjugations for jammeren:

o.t.t.
  1. jammer
  2. jammert
  3. jammert
  4. jammeren
  5. jammeren
  6. jammeren
o.v.t.
  1. jammerde
  2. jammerde
  3. jammerde
  4. jammerden
  5. jammerden
  6. jammerden
v.t.t.
  1. heb gejammerd
  2. hebt gejammerd
  3. heeft gejammerd
  4. hebben gejammerd
  5. hebben gejammerd
  6. hebben gejammerd
v.v.t.
  1. had gejammerd
  2. had gejammerd
  3. had gejammerd
  4. hadden gejammerd
  5. hadden gejammerd
  6. hadden gejammerd
o.t.t.t.
  1. zal jammeren
  2. zult jammeren
  3. zal jammeren
  4. zullen jammeren
  5. zullen jammeren
  6. zullen jammeren
o.v.t.t.
  1. zou jammeren
  2. zou jammeren
  3. zou jammeren
  4. zouden jammeren
  5. zouden jammeren
  6. zouden jammeren
en verder
  1. is gejammerd
diversen
  1. jammer!
  2. jammert!
  3. gejammerd
  4. jammerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "jammeren":


Related Synonyms for jammer