Dutch
Detailed Synonyms for afgrendelen in Dutch
afgrendelen:
-
afgrendelen
-
afgrendelen
vergrendelen; locken; afsluiten; sluiten; afgrendelen; op slot zetten; op slot doen; grendelen; borgen; dichtdoen; dichtmaken-
op slot zetten verb
-
borgen verb
Conjugations for afgrendelen:
o.t.t.
- grendel af
- grendelt af
- grendelt af
- grendelen af
- grendelen af
- grendelen af
o.v.t.
- grendelde af
- grendelde af
- grendelde af
- grendelden af
- grendelden af
- grendelden af
v.t.t.
- heb afgegrendeld
- hebt afgegrendeld
- heeft afgegrendeld
- hebben afgegrendeld
- hebben afgegrendeld
- hebben afgegrendeld
v.v.t.
- had afgegrendeld
- had afgegrendeld
- had afgegrendeld
- hadden afgegrendeld
- hadden afgegrendeld
- hadden afgegrendeld
o.t.t.t.
- zal afgrendelen
- zult afgrendelen
- zal afgrendelen
- zullen afgrendelen
- zullen afgrendelen
- zullen afgrendelen
o.v.t.t.
- zou afgrendelen
- zou afgrendelen
- zou afgrendelen
- zouden afgrendelen
- zouden afgrendelen
- zouden afgrendelen
diversen
- grendel af!
- grendelt af!
- afgegrendeld
- afgrendelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afgrendelen