Summary


Dutch

Detailed Translations for zegening from Dutch to French

zegening:

zegening [de ~ (v)] nomen

  1. de zegening (wijding; heiliging)
    la bénédiction; la sanctification; la consécration
  2. de zegening (zegen; voorspoed; zaligheid; )
    la bénédiction; la félicité; la magnificence; le salut
  3. de zegening (zegen; voorspoed; heil; )
    la bénédiction; la grâce; le voeu de bonheur; la félicité; le salut

Translation Matrix for zegening:

NounRelated TranslationsOther Translations
bénédiction gezegende toestand; heil; heiliging; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening felicitatie; gelukwens; heildronk; heilwens; inauguratie; inauguratierede; inhuldiging; initiatie; inwijding; inwijdingsplechtigheid; inzegening; inzegeningsplechtigheid; toost; wijdingsdienst
consécration heiliging; wijding; zegening aanhankelijkheid; affectie; devotie; doel; doeleinde; gehechtheid; genegenheid; ijver; inauguratie; inhuldiging; initiatie; inwijding; inwijdingsplechtigheid; inzegening; inzegeningsplechtigheid; inzet; overgave; streven; toegewijdheid; toewijding; trouw; verknochtheid; wijdingsdienst; zorgzaamheid
félicité gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening bof; fortuin; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; heerlijkheid; heil; het gelukkig-zijn; verlossing; voorspoed; welvaart; welvarendheid; welzijn; zaligheid
grâce gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening barmhartigheid; begenadiging; bekoorlijkheid; bevalligheid; dienst; elegantie; genade; goedertierenheid; goedgunstigheid; gratie; gunst; kwijtschelding; lieflijkheid; lieftalligheid; mededogen; pardon; vergeving; vergiffenis; verschoning; welwillendheid
magnificence gezegende toestand; heil; voorspoed; zaligheid; zegen; zegenen; zegening gelukzaligheid; glans; grandeur; grootsheid; heerlijkheid; indrukwekkendheid; luister; luxe; overvloed; praal; pracht; pronk; weelde; weelderigheid; weidsheid
salut gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zaligheid; zegen; zegenen; zegening begroeting; eregroet; groet; groeten; handgebaar; heil; heilwens; lijfsbehoud; receptie; saluut; verlossing; verwelkoming; voorspoed; welkomstgroet; welzijn; zaligheid; zielenheil
sanctification heiliging; wijding; zegening canonisatie; heiligverklaring
voeu de bonheur gezegende toestand; heil; voorspoed; wijding; zegen; zegenen; zegening felicitatie; gelukwens; heildronk; heilwens; toost
OtherRelated TranslationsOther Translations
salut hallo; hoi
ModifierRelated TranslationsOther Translations
félicité gefeliciteerd
salut dag; hallo; hoi

Related Words for "zegening":

  • zegeningen

Wiktionary Translations for zegening:


Cross Translation:
FromToVia
zegening bénédiction Segen — Zustand des Glücks
zegening bénédiction Segen — rituell geäußerter Wunsch um Gottes Gnade/Beistand für jemanden oder etwas