Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vrouwtje:
  2. vrouw:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vrouwtje from Dutch to French

vrouwtje:

vrouwtje [de ~ (v)] nomen

  1. de vrouwtje (dametje)
    la petite femme; la petite dame

Translation Matrix for vrouwtje:

NounRelated TranslationsOther Translations
petite dame dametje; vrouwtje
petite femme dametje; vrouwtje

Related Words for "vrouwtje":


Wiktionary Translations for vrouwtje:

vrouwtje
noun
  1. être vivant organisé pour concevoir et enfanter ou pondre les œufs. Ne se dit proprement qu’en parlant du sexe.

vrouw:

vrouw [de ~ (v)] nomen

  1. de vrouw (gade)
    la femme; l'épouse; la compagne; la partenaire

vrouw [de ~ (v)] nomen

  1. de vrouw (vrouwmens; vrouwspersoon)
    la femme; la bonne femme; la mégère; la fille; la nana; la bonne; la femelle; la créature
  2. de vrouw (wijf)
    la femme; la mégère; la nana; la fille
  3. de vrouw
    la femme

Translation Matrix for vrouw:

NounRelated TranslationsOther Translations
bonne vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon dienstbode; dienstmeisje; huissloof; moeke; sloof
bonne femme vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon
compagne gade; vrouw compagnon; gabber; gemalin; gezel; gezellin; kameraad; kameraadje; kompaan; kornuit; maat; maatje; makker; metgezel; pal; partner; spitsbroeder; vriend
créature vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon creatuur; schepsel
femelle vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon wijfje
femme gade; vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijf echtgenote; gemalin; huisvrouw; levensgezellin
fille vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijf dochter; jonge vrouw; jongedame; meid; meisje
mégère vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijf feeks; haaibaai; heks; helleveeg; loeder; teef; viswijf
nana vrouw; vrouwmens; vrouwspersoon; wijf griet; grietje; mokkel; troel; troela; trut; vervelend kreng
partenaire gade; vrouw bondgenoot; echtgenoot; echtgenote; eega; firmant; gemalin; gezel; gezellin; levensgezel; levenspartner; maat; man; medestander; medestrijder; metgezel; partner
épouse gade; vrouw echtgenote; gemalin; levensgezel; levensgezellin; levenspartner; partner; wederhelft
- mevrouw
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
partenaire partner
ModifierRelated TranslationsOther Translations
bonne heerlijk; hemels; kostelijk; lekker; overheerlijk; reuzelekker; smakelijk; verrukkelijk; zalig

Related Words for "vrouw":


Synonyms for "vrouw":


Antonyms for "vrouw":


Related Definitions for "vrouw":

  1. persoon met wie een man getrouwd is1
    • mag ik je mijn vrouw voorstellen?1
  2. volwassen persoon van het geslacht dat kinderen baart1
    • in het onderwijs werken meer vrouwen dan mannen1

Wiktionary Translations for vrouw:

vrouw
noun
  1. een volwassen vrouwelijke mens
  2. de vrouwelijke partner in een huwelijk
vrouw
noun
  1. être vivant organisé pour concevoir et enfanter ou pondre les œufs. Ne se dit proprement qu’en parlant du sexe.
  2. Être humain adulte de sexe féminin
  3. Épouse.
  4. femme, dans le mariage.

Cross Translation:
FromToVia
vrouw femelle female — one of the feminine sex or gender
vrouw reine; dame queen — playing card
vrouw femme; épouse wife — married woman
vrouw femme woman — adult female human being
vrouw femme Frauerwachsener, weiblicher Mensch
vrouw femme; épouse Frauverheiraten Frau, Ehefrau