Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. uitsteken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for uitsteken from Dutch to French

uitsteken:

uitsteken verb (steek uit, steekt uit, stak uit, staken uit, uitgestoken)

  1. uitsteken (opvallen; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
    étaler; contraster; se faire valoir; se pavaner
    • étaler verb (étale, étales, étalons, étalez, )
    • contraster verb (contraste, contrastes, contrastons, contrastez, )
    • se pavaner verb
  2. uitsteken (uitblinken; onderscheiden; overtreffen; )
    exceller; briller
    • exceller verb (excelle, excelles, excellons, excellez, )
    • briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, )

Conjugations for uitsteken:

o.t.t.
  1. steek uit
  2. steekt uit
  3. steekt uit
  4. steken uit
  5. steken uit
  6. steken uit
o.v.t.
  1. stak uit
  2. stak uit
  3. stak uit
  4. staken uit
  5. staken uit
  6. staken uit
v.t.t.
  1. heb uitgestoken
  2. hebt uitgestoken
  3. heeft uitgestoken
  4. hebben uitgestoken
  5. hebben uitgestoken
  6. hebben uitgestoken
v.v.t.
  1. had uitgestoken
  2. had uitgestoken
  3. had uitgestoken
  4. hadden uitgestoken
  5. hadden uitgestoken
  6. hadden uitgestoken
o.t.t.t.
  1. zal uitsteken
  2. zult uitsteken
  3. zal uitsteken
  4. zullen uitsteken
  5. zullen uitsteken
  6. zullen uitsteken
o.v.t.t.
  1. zou uitsteken
  2. zou uitsteken
  3. zou uitsteken
  4. zouden uitsteken
  5. zouden uitsteken
  6. zouden uitsteken
en verder
  1. ben uitgestoken
  2. bent uitgestoken
  3. is uitgestoken
  4. zijn uitgestoken
  5. zijn uitgestoken
  6. zijn uitgestoken
diversen
  1. steek uit!
  2. steekt uit!
  3. uitgestoken
  4. uitstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

uitsteken adj

  1. uitsteken (eruitspringend; opvallend)

uitsteken [znw.] nomen

  1. uitsteken
    le protubérer

Translation Matrix for uitsteken:

NounRelated TranslationsOther Translations
protubérer uitsteken
VerbRelated TranslationsOther Translations
briller excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken blaken; blinken; flikkeren; flitsen; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; glitteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht uitzenden; lichten; oplichten; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen
contraster afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken afsteken; aftekenen; afvaren; contrasteren; wegvaren
exceller excelleren; onderscheiden; overtreffen; schitteren; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken fonkelen; glinsteren; schitteren
se faire valoir afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken zich doen gelden
se pavaner afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken geuren; pralen; pronken; te kijk lopen met
étaler afsteken; eruit springen; in het oog lopen; opvallen; uitspringen; uitsteken etaleren; exposeren; geuren; klaar leggen; ontvouwen; openspreiden; openvouwen; pralen; pronken; rondstrooien; te kijk lopen met; tentoonspreiden; tentoonstellen; tonen; uitdijen; uitklappen; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitstallen; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreiden; verbreider; verdeler; verspreiden; verstrooien; vertonen; voor ogen brengen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
frappant eruitspringend; opvallend; uitsteken bovenmatig; buitengemeen; buitensporig; extreem; frappant; in het oog lopend; in het oog springend; kenschetsend; mateloos; opmerkelijk; opmerkenswaardig; opvallend; saillant; tekenend; toepasselijk; tomeloos; treffend; typerend; uitermate

Related Definitions for "uitsteken":

  1. er bovenuit komen1
    • de kerk steekt boven alle gebouwen uit1
  2. het naar buiten steken1
    • steek even je tong uit voor de dokter1

Wiktionary Translations for uitsteken:

uitsteken
Cross Translation:
FromToVia
uitsteken dépasser protrude — to extend from